Het was onvermijdelijk. Ja, 9/11 was fout, maar geef toe, de Amerikanen hadden het toch wel zelf gezocht. Het slachtoffer de schuld geven, een onuitroeibare neiging.

Die critici van de Verenigde Staten lijden aan een mengeling van naïviteit en arrogantie. Naïef, want ze gaan ervan uit dat de wereld bevolkt wordt door goede lieden, die net zo denken als ‘wij’. Als die brave mensen vijandig reageren tegen Amerika, tegen het Westen, dan moet dat ‘onze schuld’ zijn, wegens slechte daden of ‘foute signalen’. Arrogant, want ze gaan uit van een wereld zonder eigen agenda’s, een wereld die in hoofdzaak reageert op wat Amerika/het Westen doet. Door die kortzichtigheid lopen de profeten van ‘soft power’ net zo verloren als Amerika, dat dacht dat het met wapens goed bestuur kon gaan vestigen in Irak. Ze vergeten immers­ één fundamentele les: vreemdelingen zijn anders.

‘Foreigners are different’ is de titel van een van de vijf essays in The breaking of nations (2003), het stimulerende boek van een toenmalige topdiplomaat van de Europese Unie, de Brit Robert Cooper. Hij schrijft: ‘Vreemdelingen zijn anders, dat is een les die we allen opnieuw moeten leren. Ze zijn anders opgevoed; hun gedachten zijn anders gestructureerd door de andere taal die ze spreken en de andere boeken die ze gelezen hebben; hun gewoonten zijn beïnvloed door andere scholen, andere sociale gebruiken, andere nationale helden, andere kerken, moskeeën en tempels; hun ideeën over rechtvaardigheid en legitimiteit kunnen heel verschillend zijn van de onze.’ Dat blijft zo waar, ook in tijden van wereldwijde instant­ communicatie.

Er wordt nu bijvoorbeeld gezegd dat we met de taliban ‘moeten praten’. Zeker­. Maar je moet wel realistisch zijn over wat je van praten kunt verwachten. Er is in Europa zelden meer gepraat dan met Adolf Hitler. Als we mijnheer Hitler maar duidelijk maken dat we zijn land geen kwaad willen doen, dan zal hij rede­ en vrede willen zien, aldus de talrijke vredes­duiven toen. De Britse en Franse premiers, Neville Chamberlain en Edouard Daladier, gingen op 30 september 1938 in München nog ‘de vrede redden’ met een ultieme toegeving. Hitler­ mocht Tsjechoslovakije binnenvallen, maar dat was het dan ook. Toen nazi-Duitsland in 1939 desondanks Polen­ binnentrok, was Chamberlain verbluft dat Hitler zijn woord niet hield. Toen Londen de oorlog aan Duitsland verklaarde, was Hitler verbluft dat Chamberlain zijn woord hield. Dat soort tragische kortsluiting krijg je wanneer partners in een onderhandeling een totaal­ verschillend waarde­stelsel hebben. Daarom ook is waakzaamheid nu zozeer geboden over het Iraanse nucleaire programma.

Aan complete illusies over een totalitair regime leden ook de vredes­bewegingen tijdens de Koude Oorlog. Als we maar lief waren voor mijnheer Stalin, als we maar geen foute signalen uitstuurden naar zijn opvolgers, dan zou de Sovjet-Unie wel bijdraaien. ‘Kremlinologen’ speurden onvermoeibaar naar ‘gematigden’ in het Sovjet-politburo. Tevergeefs, natuurlijk. Er waren­ en zijn geen gematigden in een totalitair regime, net zo min bij communisten en nazi’s als bij ayatollahs en de taliban.

De ‘alle culturen zijn gelijk’-onzin van de jongste decennia werkte de blindheid tegenover de islam in de hand, een godsdienst die nog steeds gelooft dat wetten van God horen te komen­, niet van wispelturige mensen zoals in het seculiere Westen. Dat verklaart onder meer de gespletenheid van Saudi-Arabië. Officieel is het een bondgenoot van Amerika. Maar het verafschuwt alles waar Amerika, en bij uitbreiding het Westen, voor staat. Het is uit dat land dat de terroristen van 9/11 vertrokken. Het is datzelfde land dat miljarden besteedt om in de hele wereld­ een fundamentalistische, en anti­westerse, islam te verspreiden.

De voetangels liggen overigens overal. Neem de Amerikaanse sancties tegen China na de bloedige onderdrukking van het studentenprotest op het Tiananmenplein in 1989. De Chinezen begrepen daar niets van. Zij hadden toch gewoon de stabiliteit in eigen land hersteld? Henry Kissinger schrijft in zijn boek China (2012): ‘Mijn Chinese collega’s konden maar niet begrijpen waarom de Verenigde Staten aanstoot namen aan een gebeurtenis waarbij geen wezenlijke Amerikaanse belangen waren geschaad en die volgens China geen enkele relevantie had buiten het eigen grondgebied.’ Beide partijen hadden­ gelijk vanuit hun standpunt, schrijft hij nog. ‘Deng had het gevoel dat zijn regime onder vuur lag, Bush had het gevoel dat de diepst gewortelde Amerikaanse waarden werden aan­gevallen.’

Je kunt vreemdelingen niet veranderen, schrijft Cooper, en in Afghanistan is dat eens te meer gebleken. De diplomatie is geen plek voor wereldverbeteraars. Een pertinente les daarover laat Dean Acheson na, de minister van Buitenlandse Zaken van president Harry Truman. In zijn memoires schrijft hij dat het doel van de diplomatie er niet zozeer in bestaat problemen op te lossen, dan wel ‘to learn how to live with them unsolved’. Zo veel mogelijk de schade beperken tussen de vele verschillende waardestelsels, het klinkt misschien niet groots. Maar zo’n diploma­tieke bescheidenheid kan erger onheil voorkomen.