Renaat van Poelvoorde

publiceert

De mening van anderen...

(de plaatsing van een bijdrage betekent niet noodzakelijkerwijs dat ik het eens ben met de auteur)

 

 

 

 Darya Safai:

 'Jullie zouden gerust banger mogen zijn'

 

Darya Safai (42) is een Iraans-Belgische vrouwenrechtenactiviste. Zeventien jaar geleden ontvluchtte ze met haar man Iran
 

Darya Safai is tandarts, ondernemer en vrouwenrechtenactivist. Na 17 jaar in België vreest ze dat het islamisme waarvoor ze Iran ontvluchtte, ook hier opmars maakt. ‘Ik kom vaak in Vlaamse scholen. Wat de vele moslimjongeren me daar vertellen, is angstaanjagend. We moeten ons land verdedigen.’


 

Bloedmooi is ze. Haar reebruine ogen zijn met kohl omrand, haar lippen roze gestift, twee tinten lichter dan haar shirt. Als ze praat, bewegen haar vingers mee. Haar middenvinger - getooid met een siersteen van turkoois - brengt punten en komma’s aan. En uitroeptekens. Ze schudt veelvuldig met haar lange haar. ‘Los haar, daar kan ik na al die tijd in België nog elke dag van genieten. Kleine meisjes krijgen in Iran te horen dat ze eeuwig zullen branden in de hel als ze een lok laten zien. En dat ze zullen worden opgehangen aan hun haar.’
 

Dat zo veel moslimmeisjes in haar nieuwe thuisland vrijwillig een hoofddoek dragen, wil er bij Darya Safai (42) niet in. Dat veel progressieve denkers en feministen die ‘vrijheid van kledingkeuze’ kritiekloos ondersteunen evenmin. Noch dat de hoofddoek steeds vaker wordt gepromoot als een instrument van emancipatie.

Vandaag heeft het koppel drie tandheelkundepraktijken, in Brussel en Antwerpen. In 2014 richtte ze de actiegroep Let Iranian Women Enter Their Stadiums op. Vorig jaar kreeg ze de Ebbenhouten Spoor, een erkenning van de N-VA voor verdienstelijke nieuwe Vlamingen. In december werd ze in de Senaat gehuldigd door de Vrouwenraad, een koepelorganisatie van een veertigtal vrouwenbewegingen.
Een gesprek met de Iraans-Belgische meandert breed. Van sport naar politiek. Van de N-VA naar Hezbollah. En naar IS, dat net deze week aanslagen pleegde in haar geboorteland. ‘Kan je dat nu geloven? De ene islamitische staat die de andere aanvalt?’ De rode draad tussen alle gespreksonderwerpen is haar levensverhaal, dat ze twee jaar geleden neerschreef in het boek ‘Lopen tegen de wind’.
 

‘Mijn eerste schooldag. Ik was zes en moest een vormeloze overgooier aantrekken boven een stugge donkere broek. ‘Je hebt geen keuze,’ zei mijn mama, ‘het moet.’ Toen ik naar school wandelde, zag ik dat mijn buurjongen dezelfde kleren droeg als de dag voordien. Ik voelde dat mijn wereld veranderde, terwijl die van hem dezelfde bleef.’
 

Het gevoel van onderdrukking nam sluipend bezit van haar. ‘Op school kregen we elke dag te horen dat we deugdzaam en bescheiden moesten zijn. Toen ik negen was, kreeg ik straf van de directrice omdat ik op de speelplaats hardop had gelachen. ‘Dat betaamt niet voor een meisje.’ Op geen enkele jeugdfoto lach ik.’
 

‘Na een tijd ging ik stemmetjes in mijn hoofd horen. ‘Nee, Darya, dat is des duivels!’ Op mijn elfde mocht ik niet meer fietsen. Ik was jaloers op jongens, wilde er één zijn. Vooral in de zomer, als het veertig graden is en Iraniërs naar de Kaspische Zee trekken. De jongens mochten het water in, ik moest bij de ingepakte vrouwen onder de parasol blijven.’
 

Safai is een spraakwaterval. Nu zwijgt ze voor het eerst, toch wel een volle drie seconden. ‘Ik heb lang gedacht dat ik een probleem had met mijn geslacht...’ Het is moeilijk voor te stellen. Ze is vandaag een en al vrouwelijkheid. Ze deed wat veel Iraanse vrouwen doen: als een gek beginnen studeren. ‘Voor Iraanse meisjes zijn hogere studies het enige verzetsmiddel dat ze hebben. Jezelf ontplooien en proberen het moment dat je wordt uitgehuwelijkt voor je uit te duwen.’
Gevangenis

In 1999 braken aan de universiteit van Teheran rellen uit. ‘Het was aan het einde van mijn laatste jaar tandheelkunde, vlak voor de examens. De overheid had de vergunning van de hervormingsgezinde krant Salam ingetrokken. Tijdens een eerste protestactie op de campus vielen drie doden. We gingen de straat op.’
 

Het protest breidde zich uit als een olievlek. Op dag vier liepen honderdduizenden mensen door de straten van Iran. Safai en haar man, Saeed Bashirtash, liepen hand in hand voorop. Aarzelend heft ze een strofe aan. ‘Dit Oud-Perzische lied zongen we als protestmars. Ik krijg nog altijd tranen in mijn ogen als ik het hoor. Ik ben altijd trots geweest op mijn vaderland. Iran heeft een rijke geschiedenis. Perzië, ooit de bakermat van de geschiedenis. Je moet eens googelen naar foto’s van Iran in de jaren zeventig. Gerokte vrouwen met spannende topjes waren heel gewoon in het straatbeeld.’
 

Haar ogen vatten vuur als ze de onrechtvaardigheden opsomt waarvoor ze als jonge twintiger de straat op trok, en die vandaag nog altijd bestaan. ‘Ayatollah Khomeini heeft ons land kapotgemaakt. Sinds de revolutie van 1979 heerst er een totalitair regime met de sharia als hoogste wet. Vrouwen zijn de helft waard van mannen. Letterlijk. Als een vrouw verongelukt, krijgt haar familie de helft van het bedrag van een man. Als ze getuigt in de rechtbank, is haar getuigenis maar de helft waard. Vrouwen mogen alleen in uitzonderlijke gevallen scheiden. Als een man wil scheiden, krijgt hij automatisch de voogdij over de kinderen. Elke vrouw heeft een mannelijke voogd, hetzij haar vader of man, en mag zonder zijn toestemming het huis niet verlaten.’
 

Ayatollah Khamenei, vandaag nog altijd de religieuze leider, wilde de opstand absoluut breken, omdat hij aanvoelde dat het regime begon te wankelen. Hassan Rohani, de huidige president, kreeg als hoofd van de nationale veiligheid de opdracht korte metten te maken met de aanvoerders. ‘We zaten in de auto, toen we telefoon kregen van een vriend. ‘Niet naar huis gaan, we worden verwacht op een etentje’, zei hij. Die code hadden we afgesproken voor het geval de inlichtingendienst ons appartement was binnengevallen. Mijn man zwaaide het portier van de auto open en beende weg in de menigte. We konden geen afscheid nemen. Ik ben naar mijn ouders gereden. Twee dagen later werd ik gearresteerd.’
Opnieuw zwijgt ze even. ‘Die blik in de ogen van mijn vader vergeet ik nooit. Hij keek me aan alsof het de laatste keer was dat hij me zag.’ In de arrestatiegolf die volgde op de betoging zijn mensen opgepakt van wie hun ouders nooit nog een woord hebben vernomen. Safai kwam na 24 dagen in de gevangenis wel vrij na het betalen van een hoge borgsom. ‘Wellicht gokte het regime erop dat ik hen tot bij mijn man zou leiden. Maar ik nam mijn oude leven weer op en deed eindexamen in tweede zit.’
 

Na enkele weken kwam haar man zelf naar haar toe, in de vorm van een propje papier dat een kennis uit zijn schoen haalde. ‘Eindelijk een briefje, na twee maanden niets te hebben gehoord. Ik ben in de koffer van een auto gekropen en heb me naar zijn onderduikadres laten voeren. We besloten dat we zo snel mogelijk het land uit moesten. Ik stak de grens over met één koffer voor ons beiden. Mijn man moest met een mensensmokkelaar zeven dagen en nachten door de sneeuw lopen om over de grens te geraken.’
 

In Turkije werd Saeed opgepakt door de politie. ‘De Turkse overheid wilde hem ruilen voor een waardevolle Turkse politiek gevangene. Ik raakte in paniek. Dagenlang heb ik voor het gebouw van de Verenigde Naties gekampeerd, tot mijn huid zwartgeblakerd was van de zon.’
Rode Duivels

De redding kwam uiteindelijk uit België. ‘Ik had al mijn politieke contacten aangesproken. ‘Doe iets, voor het te laat is’, smeekte ik. Iemand heeft het Belgische ministerie van Binnenlandse Zaken ingelicht. Omdat Saeed in België had gestudeerd, hebben ze ons doorreispapieren gestuurd. België heeft ons leven gered. Ik voelde me zo dankbaar.’
 

Safai was nog nooit buiten Iran geweest, wist niets over België, toen ze op 28 juni 2000 op Zaventem landde. ‘Een Turkse politieagent had me vlak voor ons vertrek iets verteld over het Atomium. Hij tekende met zijn vingers de bollen in de lucht. Toen ik het Atomium enkele dagen later in het echt zag, wist ik: dit is mijn vrijheidsbeeld. We zijn de voorbije 17 jaar vier keer verhuisd, maar telkens in de buurt. Ik wil die bollen kunnen zien.’
 

Safai leerde in sneltempo Nederlands en Frans. Haar laatste twee jaar tandheelkunde moest ze overdoen aan de Vrije Universiteit Brussel, omdat ons land haar diploma niet erkende. Vandaag heeft ze samen met haar man drie bloeiende tandartsprakrijken, in Brussel en Antwerpen. Van de N-VA kreeg ze vorig jaar de Ebbenhouten Spoor, een erkenning die de partij elk jaar uitreikt aan een verdienstelijke nieuwe Vlaming. ‘Natuurlijk ben ik daar trots op. Ik ben hier gekomen zonder papieren, zonder woonplaats, zonder geldig diploma, zonder geld. Compleet ontworteld. Ik heb hard gewerkt om in mijn nieuwe thuisland wortel te schieten. Het doet deugd als mensen dat opmerken.’

De jongste jaren ontpopt Safai zich ook steeds nadrukkelijker tot mensenrechtenactiviste. In 2014 richtte ze de actiegroep Let Iranian Women Enter Their Stadiums op. ‘Ik heb altijd van sport gehouden. Na mijn aankomst in België werd ik meteen fan van de Rode Duivels. In een stadion voel je vreugde en verbondenheid. Dat is hoe ik de essentie van vrijheid ervaar.’
 

Afbeeldingsresultaat voor Darya Safai:

Maar 40 miljoen Iraanse vrouwen mogen niet supporteren omdat voor hen een stadionverbod geldt. Dus gaat Safai supporteren, telkens als de Iraanse nationale voetbal- of volleybalploeg op verplaatsing een match speelt. ‘Ik koop bewust een stoel in het zicht van de camera, tooi me in de kleuren van de ploeg en supporter luidkeels. Ik toon mijn banner, waarop staat: ‘Laat Iraanse vrouwen binnen.’
 

Op de Olympische Zomerspelen 2016 in Rio dreigden olympische officials, veiligheidspersoneel en militaire politie ermee haar uit het stadion te verwijderen omdat ze met haar spandoek voor de camera’s zat. Ze bleef zitten. Vorige week werd ze tijdens de World League volleybal in Pesaro wel uit het stadion gezet door twintig Italiaanse politieagenten. Haar spandoek werd verscheurd. ‘Blijkbaar heeft het Iraanse regime de internationale volleybalfederatie onder druk gezet: ‘Haal haar weg of we zenden niet live uit.’
De toonaangevende Italiaanse krant La Repubblica sprak schande over het machtsvertoon van de politie tegenover een onschuldige vrouw. Safai heeft intussen officiële excuses gekregen van de burgemeester. ‘Terecht, die agenten gedroegen zich behoorlijk agressief. Het is griezelig als je Europese veiligheidsagenten plots ziet veranderen in instrumenten van een dictatoriaal regime.’
Wellustige blikken

Met haar acties wil Safai niet alleen de Iraanse vrouwen een hart onder de riem steken. Ze wil ook onze ogen openen. Rosa Parks, de Amerikaanse burgerrechtenactiviste die weigerde haar plaats in de bus af te staan aan een blanke, is haar grote voorbeeld. ‘Stel dat een land zegt: ‘De voetbalcompetitie mag bij ons plaatsvinden, maar zwarten mogen niet binnen.’ Daar zou de hele internationale gemeenschap toch tegen revolteren, de FIFA en het IOC op kop? Blijkbaar vinden we genderdiscriminatie toch net iets minder ernstig dan rassendiscriminatie.’
 

Haar boodschap lijkt bij de grote sportfederaties voorlopig in dovemansoren te vallen. Maar op het veld zie je wel steeds vaker atletes met hoofddoeken. ‘Ik weet niet of dat een goede zaak is. Bedrijven als Nike promoten de hoofddoek als een instrument van emancipatie. Dat is verkeerd. Hij is en blijft een instrument van ongelijkheid tussen man en vrouw. Waarom dragen vrouwen volgens islamitische voorschriften een hoofddoek? Omdat ze kwetsbare wezens zijn, die beschermd moeten worden tegen de wellustige blikken van mannen.’

Afbeeldingsresultaat voor Darya Safai:‘Ik heb het moeilijk met het discours van zelfverklaarde geëmancipeerde moslima’s die ‘bewust’ voor de hoofddoek kiezen. De hoofddoek kan geen vrije keuze zijn, het is een plicht die wordt opgelegd door een religie. Volgens mij speelt sociale druk een grote rol. Ik ga vaak in scholen spreken. Jonge moslimmannen vertellen me dat ze nooit zouden trouwen met een meisje zonder hoofddoek. Kan je van een bewuste keuze spreken, als je als jong meisje het risico loopt in je gemeenschap nooit een man te vinden? Of als je op straat beledigingen naar je hoofd geslingerd krijgt?’
‘En zelfs al is het een vrije keuze, dan nog vind ik ze verkeerd. Ja, we leven hier in een land waar een vrouw vrij is en volgens de wet gelijk wordt behandeld, ook al draagt ze een hoofddoek. Dat maakt de hoofddoek nog geen instrument van emancipatie. Het is net dankzij de laďcisering van de staat dat zoiets kan. Het is dankzij onze waarden dat moslimmeisjes hier vrij kunnen zijn. Je moet de zaken niet omdraaien.’
 

Zelf trekt Safai er nooit of te nimmer nog één aan, zegt ze. Het doet haar een beetje verdriet, al die hippe meiden met hoofddoek. ‘Het is geen accessoire zoals schoenen of een handtas. Tegenover al die miljoenen vrouwen die verplicht gesluierd door het leven gaan, vind ik het zelfs behoorlijk egocentrisch. Je kan dat kledingstuk niet enkel vanuit je eigen perspectief bekijken.’
Een hoofddoek is geen accessoire, zoals schoenen of een handtas.

Ze vangt nog meer op in scholen dat haar zorgen baart. ‘Juffen vertellen me dat kleutertjes al op jonge leeftijd de islamitische leer in de klas binnen brengen. ‘Nee, juf, wij mogen niet zingen of dansen. Meisjes mogen niet met jongens zwemmen.’ Ik heb een islamleerkracht horen zeggen: ‘Een vrouw is het mooiste wat er is op de aarde. Ze heeft vormen die het daglicht niet mogen zien. Want we weten allemaal hoe wij mannen naar hen kijken.’ Tja, als je dat soort gedachten via je onderwijs ingang laat vinden, weet je niet waar je uitkomt.’
 

Of ze zelf moslima is, wil Safai niet zeggen. ‘Godsdienst is een privézaak. Als ik je vraag beantwoord, creëer ik meteen afstand. Ik ben een mens. Jij ook? Dan is het goed. Iedereen mag geloven wat hij wil, zolang dat geloof niet discrimineert of mensen onderdrukt.‘
Verkruimelende bergen

Safai voelt het ‘islamisme’ oprukken in Europa, in België. ‘Ik heb geleefd in een islamitische staat waar religieuze wetten gelden. Ik ben er bang voor. Jullie zouden ook banger mogen zijn. We moeten ons ertegen verdedigen. Ik verzet me tegen al wie zegt dat kritiek op het islamisme polariseert en terreur in de hand werkt. Kritiek geven is belangrijk. In mijn thuisland zitten alle kritische stemmen in de gevangenis of in ballingschap.’
 

Ze is teleurgesteld als onze politici naar Iran reizen en daar kritiekloos een hoofddoek aantrekken, zogenaamd ‘uit respect voor de lokale cultuur’. Zoals onlangs Senaatsvoorzitster Christine Defraigne. ‘Hoe kan je in hemelsnaam je eigen waarden verdedigen, als je moeiteloos meestapt in de extremistische logica van zo’n regime?’
 

Woensdag was er in Iran een bloedige aanslag in het parlement en aan de gedenkplaats van Khomeini. ‘Die man heeft mijn vaderland en de wereld veel kwaad gedaan. In 1979 beloofde hij dat hij de islam naar de rest van de wereld zou exporteren. Dat is exact wat nu gebeurt. Alleen, de ironie wil dat die verwerpelijke, hersenspoelende ideologie die de religieuze leider zelf in de wereld gezet heeft, nu ook wordt uitgedragen door anderen, die Iran als aartsvijand zien. Iran is zelf ook het slachtoffer van extremisme. Het leert me dat niemand veilig is tegen het islamisme. Het is een politieke ideologie die propageert dat je nooit genoeg moslim kan zijn. Wat je ook doet, nooit is het voldoende.’
Terug naar Iran kan Safai nooit meer. Na haar vlucht werd ze bij verstek veroordeeld tot twee jaar cel. ‘De toestand in Iran verslechtert. Het Westen heeft de pas herkozen president Rohani lang neergezet als een hervormingsgezinde, prowesterse president. Ik begrijp niet waarom. Het klopt dat hij met de internationale gemeenschap een nucleair akkoord heeft gesloten, maar enkel omdat de economische gevolgen van de embargo’s te zwaar werden.’
 

‘Rohani is ook de man die het stadionverbod voor vrouwen heeft ingevoerd. En quota voor vrouwen aan de universiteit heeft ingesteld. Vier jaar geleden was 67 procent van alle studenten een vrouw, vandaag nog maar 47 procent. In één jaar tijd werden 3 miljoen vrouwen door de zedenpolitie gearresteerd omdat ze weigerden hun fatsoenlijk hoofddoek aan te doen. Duizend mensen werden geëxecuteerd, meer dan ooit. Rekening houdend met de bevolkingsaantallen is Iran daarin de koploper van de wereld, voor China.’

Haar ouders wonen er nog altijd. ‘Ze zijn oud en ziek. We spreken elkaar via Facetime. Soms zien ze me op televisie, als ik met mijn spandoek supporter voor de Iraanse ploeg. Ze zijn ontzettend trots. omdat ik een van de weinigen ben die zich het lot aantrekt van de 40 miljoen Iraanse vrouwen die verstopt zitten achter gesloten deuren.’
 

De stilte die nu valt, duurt langer dan drie seconden. ‘Ik zou zo graag de bergen nog eens zien. Ik heb een terugkerende nachtmerrie. Dan ben ik er eindelijk en wil ik een foto nemen. Maar telkens als ik scherp probeer te stellen, verkruimelen de bergen voor mijn ogen tot poeder.’


Bron: De Tijd
 

 

 klik hier om terug te keren

naar de Standpunten-menu  

 

 

©RVP-2020