Door
de geschiedenis heen zijn in iedere bestaande
maatschappijstructuur de kiemen ontstaan waaruit de ideeën en
verlangens groeiden van een nieuwe maatschappijvorm. Meestal
ontstonden daardoor de bewegingen die het aftakelend en
verouderd maatschappelijk stelsel ten val brachten. Zo ontstond
in het voormalige Tsaristische Russische rijk van 1905 tot 1922
de socialistische revolutie.
In 1789 was in Frankrijk reeds een gelijkaardig, maar dan liberaal revolutionair proces gestart dat 82 jaar zou duren, het feodale stelsel ten val bracht, maar uiteindelijk keerde die revolutie zich tegen de liberale bourgeoisie, die zelf de bezieler er van was .
Het Franse (gewone) volk had namelijk ondervonden dat er van
Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap, uitgedrukt in
fundamentele, democratische zeggenschap, geen sprake was. Het
lijfeigenschap, waarvan zij weliswaar bevrijd werden, werd
vervangen door een kapitalistische "arbeidsmarkt", waar zij in
concurrentie kwamen te staan met hun medearbeiders, waardoor de
uitbuiting in feiten nog werd opgevoerd. De laatste revolutie
van het franse volk vond plaats in 1870, en werd in de "Parijse
Commune". het moderne, concrete socialisme geboren. In de
loop der tijden is dat socialisme, het mede door de de evolutie
in de Oost-Europese staten, uiteindelijk, zoals in de meeste
andere West-Europese landen, verwatert tot een salonsocialisme
of links-liberalisme.
Het is dus eerder lachwekkend om Liberale voorman horen te verklaren dat het liberalisme iets nieuws zou zijn waarmee je een nieuwe wereld zou kunnen scheppen. Het liberalisme is daarentegen een totaal verouderde ideologie in verhouding tot de verlangens van de moderne mens. Het liberale denken, dat de individuele vrijheid als hoogste goed aanziet, heeft zich trouwens steeds ontwikkeld in een maatschappij die door grote ongelijkheid werd gekenmerkt.
Bovendien blijkt het liberalisme een asociale ideologie te zijn, die het mogelijk maakt, dat een kleine groep zich meester kan maken van de productie- en ruilmiddelen en zich zodoende verrijkt ten koste van de grote werkende gemeenschap. Het liberalisme veroorzaakt de tweedeling in de samenleving en is er gebaad bij om die tweedeling te handhaven. De liberalen klagen steeds de overheidbemoeienissen aan, maar vergeten dat zij zelf de grondleggers zijn van het huidige overheidsapparaat, welke zij zodanig ingericht hebben, dat met juridische, politionele en militaire machtsmiddelen de ongelijkheid in stand kan worden gehouden.
Juist om de vrijheid van het individu te waarborgen dient er een strenge maatschappelijke sturing en controle te zijn, om er voor te zorgen dat iedereen zoveel mogelijk zelf zou kunnen beslissen wat, hoeveel en in welke mate hij al dan niet bijdraagt aan de gemeenschap. Hoe groter de vrijheid van het individu, hoe sterker het sterke, en hoe zwakker, het zwakke individu is. Daarom ook dat liberalen gekant zijn tegen vakbonden, ziekenfondsen, en andere groepsvormingen die het gemeenschappelijke vooropstellen.
De a-sociale bezitsverhoudingen worden door de wet op het privaatbezit in stand gehouden. Openbaar ministerie en rechters staan meestal machteloos tegenover de fraudes en corrupte verrijking van de managers in het bedrijfsleven, de gezondheidszorg en het openbaar vervoer, m.a.w. de uitvoerders van de bezittende klasse. In de kapitalistische wereld vloeit maar een klein deel van de geldstroom van het nationale inkomen, naar de maatschappelijke voorzieningen. De grootste deel van de geldstroom vloeit, zonder enige democratische controle naar de beter gegoeden en vooral de rijken. Zo kan het gebeuren dat in één van de rijkste landen ter wereld, steeds meer mensen onder de armoedegrens leven en het zorg- en sociale vangnet steeds verder wordt afgebroken om de welstand van de betergegoeden in stand te houden en zelfs te vergroten.
De werkelijke verhoudingen binnen de kapitalistische maatschappij staan ver af van de liberale leuzen van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap en zijn zelfs tegengesteld aan de opvatting van de grondlegger van het liberalisme, Adam Smith, die stelde dat gelijkheid pas kan gedijen als de overheid zo weinig mogelijk ingrijpt in het maatschappelijk gebeuren. De liberale overheid doet in feite niets anders dan de voorwaarden vergroten voor het steeds rijker worden van de gegoede klasse ten koste van de laaggeschoolde werkende, zieke, werkloze en gepensioneerde gemeenschap.
De bewering van de neoliberalen als moet je het socialisme zien, als een systeem waar de overheid alles betutteld is nonsens. Integendeel, volgens de doelstellingen van het wetenschappelijk oorspronkelijke socialisme zal 'de staat' binnen de socialistische maatschappij afsterven, en op den duur verdwijnen. Als de tweedeling binnen de samenleving is verdwenen, dan is een staatsapparaat dat die tweedeling in stand moet houden, overbodig omdat het maatschappelijk leven dan is gebaseerd op talloze vormen van zelfbestuur waarin het liberale overheidsbestuur volledig is verdwenen.
In tegenstelling tot wat liberalen beweren is het (echte) socialisme een maatschappelijk stelsel waarin de machtsbetutteling is afgeschaft. Voor intelectueel-rechts is een socialistische maatschappij echter "utopisch en speculatief". Nochtans was het voor de liberaalgezinden die in 1789 een nieuwe Franse constitutie opstelden, geen utopische en speculatieve aangelegenheid, maar een concrete grondslag van een nieuwe maatschappelijke orde die geboren was in de schoot van de oude feodale maatschappij.
Zo is de huidige kapitalistische maatschappij op termijn de moeder van een nieuwe socialistische samenleving. De toekomst maakt dus zonder twijfel deel uit van de werkelijkheid.
Renaat van Poelvoorde