Europa: angst voor
uitbreiding of globalisering 1 sptember 2006
Met
de regelmaat van de klok laait de discussie op over de uitbreiding van de Europese
Unie. Er worden toespraken gehouden over “de grenzen van Europa.” De EU heeftde eerste fase van de toetredingsgesprekken met Servië
is de ijskast gestopt, en over Roemenië en Bulgarije wordt alsmaar meer in de
voorwaardelijke zin gesproken.
De terughoudendheid moet
de kandidaat-lidstaten ertoe aanzetten hun hervormingen te versnellen (en in
het geval van Servië de oorlogsmisdadiger Ratko Mladic uit te leveren). Maar
afgezien daarvan geeft het duidelijk aan dat meer dan één Europese lidstaat leidt
aan “uitbreidingsmoeheid” .
Veel politici zijn zich bewust dat een groot deel van de
publieke opinie ronduit tegen verdere uitbreiding gekant is. Ze hebben begrip
voor dit begrijpelijke en misschien zelfs gerechtvaardigd verzet. Een verdere
te overhaaste uitbreiding zou wel eens een grote impact kunnen hebben op het
aantal banen, en bovendien merkt men dat de instellingen van de Unie het met de
recente uitbreiding al moeilijk genoeg heeft en helemaal niet klaar zijn voor
verdere uitbreiding. Ze zijn ervan overtuigd dat het in ieders voordeel is een
pauze in te lassen en zo de gemoederen te laten bedaren. Deze visie domineert
in Europa op dit moment. Vraag is of dit werkelijk zo is.
Volgens al dan niet goed uitgevoerde studies zouden Europeanen in het algemeen geen tegenstander van verdere uitbreiding zijn
(de kwestie Turkije even buiten beschouwing gelaten). Een kleine meerderheid
blijkt voor te zijn. Een nieuwe peiling van de Europese Commissie toont aan dat
het aantal mensen dat de uitbreiding een goede zaak vindt voor de EU (55%),
hoger is dan het aantal dat van mening is dat het lidmaatschap van de Unie
positief is voor hun land (49%). Als de nationale politici zo begaan zijn met
publieke opinie, zouden ze eerder een pauze moeten inlassen voor alle Europese
activiteiten dan voor de uitbreiding.
Voorstanders van uitbreiding stellen dat de uitbreiding gezorgd
heeft voor een stijging van handel, investeringen en inkomen in Europa. Maar
uiteraard zijn er winnaars en verliezers. Groot-Brittannië, Ierland en Zweden,
die hun arbeidsmarkt hadden opengesteld voor de nieuwe leden, behoren tot de
winnaars en zijn dus voorstanders van verder uitbreiding. Daarentegen spreekt
het voor zich dat de landen die tegen verdere uitbreiding zijn, juist diegene
zijn die menen de negatieve impact van de uitbreiding te hebben ondervond. Zij wijten
hun hoge werkloosheidgraad aan de competitie met centraal-Europa. Hoewel velen
het tegendeel beweren is er alsnog geen bewijs dat de Poolse loodgieter
werkelijk een grote ravage op de arbeidsmarkt van “het oude Europa” aanricht.
Men zou kunnen besluiten dat de angst in de publieke opinie geen
weerspiegeling is van de negatieve gevolgen die verdere uitbreiding in feite
kan meebrengen, maar eerder het gevolg is van twijfels in verband met het
succes van de uitbreiding in 2004. Men kijkt terug naar het verleden, in plaats
van zijn blik op de toekomst te werpen. De argumenten tegen uitbreiding zijn
meestal twijfelachtig ofwel zwaar overdreven.
Waarschijnlijk heeft de angst over de uitbreiding heeft een
andere voedingsbodem. Dit zou wel eens de angst voor verandering kunnen zijn,
verandering die eigen is aan globalisering.
Uit dezelfde peiling bleek namelijk een opvallende verban tussen
landen die de globalisering als een bedreiging beschouwen en landen die verder
uitbreiding als een bedreiging voor nationale banen zien. In Frankrijk was 72
procent van de ondervraagden het eens met beide stellingen. Ook in België,
Oostenrijk en Duitsland gingen velen akkoord met deze veronderstellingen. Maar
de oude lidstaten die weinig problemen zien in verder uitbreiding beschouwen de
globalisering ook eerder als een kans dan als een bedreiging.
Uitbreidingsmoeheid blijkt voort te komen uit onvrede met het
globaliseringproces.
Dit maakt de zaken er niet makkelijker op. Maar hieruit volgt
wel dat de uitbreidingsmoeheid niet zal verdwijnen door de uitbreiding te
vertragen. Om maar te zwijgen van de mate waarin de belangen van de EU geschaad
worden in de kandidaat-lidstaten, in de Balkan en elders, waar tegenstanders
van Europeanisering vrij gelukkig zijn met huidige teneur in Europa. Bovendien
verandert uitstel de fundamentele logica van de uitbreiding niet – er zijn
voordelen voor de bestaande en nieuwe leden, en het niet slagen van de
uitbreiding brengt grote kosten met zich mee. Als de Unie niet naar de Balkan
gaat, zal de Balkan naar Unie komen, in de vorm van illegale migratie, drugs en
misdaad. Het houdt overigens geen steek twee delen van voormalig Joegoslavië
wel in te lijven (Slovenië en binnenkort Kroatië), en voor de rest de deur
gesloten te houden.