Het perverse
onrecht van financiële boetes en directe (lineaire) belastingen
In tegenstelling tot het algemene
geklaag en gezeur over onze (te) hoge belastingdruk op de burger,
hoort men zelden of niet iemand de onrechtvaardigheid en
perversiteit aanklagen m.b.t. de omgekeerde evenredigheid tussen,
enerzijds het inkomen/bezit, en anderzijds de procentuele verhouding
van liniaire belasting druk.
Alhoewel
de personenbelasting (de laatste 30 jaar in steeds mindere mate) de
te betalen belasting min of meer afhankelijk maakt van een bepaalde
inkomensschijf, overstijgt vandaag de dag het aandeel van de
lineaire belastingen en heffingen zoals btw, accijnzen, retributies,
rechten, e.d. in de totale belastingontvangsten, ruim deze van de
personen-inkomstenbelasting. Tegenwoordig is er in steeds mindere
mate sprake van een het oorspronkelijk bedoelde
‘herverdelingseffect’ dat men met de personenbelasting wou bereiken.
De voorheen aangehaalde belastingen zorgen er voor dat, diegenen met
minder inkomen een groter het deel van hun inkomen aan de
gemeenschap bijdragen, dan diegenen die een groter inkomen hebben.
Wie kan dat als rechtvaardig en eerlijk verantwoorden?
Hetzelfde geldt voor het
financieel-boetesysteem dat gehanteerd wordt bij o.a. verkeers- en
andere reglementovertredingen, en de bestraffing van kleine
criminaliteit. De financiële straf die men daar voor oplegt lijdt er
toe dat de straf-ervaring zwaarder uitvalt al naar gelang men minder
inkomen/bezit heeft, terwijl deze door de meer-vermogenden, laat
staan grootverdieners, eerder als een symboolstraf kan worden
ervaren.
Dat bij dit alles een loopje wordt gehouden met het zogenaamd
rechtvaardigheidsprincipe, dat zowel “het naar vermogen en
draagkracht bijdragen aan de gemeenschap” als de strafrechtelijk
gelijke behandeling van elke burger door “gelijkwaardigheid van
strafmaat” inhoudt, staat buiten kijf. Sinds kort is men er zelfs in
geslaagd om via een nieuwe 'afkoopwet' de beter gegoeden, en
kapitaalkrachtigen, bij grote misdrijven hun gevangenisstraf te
laten ontlopen. Terwijl de 'minderbedeelde' zelfs bij kleinere
vergrijpen, bij gebrek aan financiële middelen hun celstraf (deels)
moeten uitzitten. Dat de 'hooggeleerde' en 'wijze' Raad Van State
een dergelijke discriminatie door de vingers ziet, toont aan dat de
aloude klassenjustitie, vooral in de hoge 'justitieklasse' nog
steeds leeft.
Volgens art. 10 van de Belgische
grondwet zijn alle Belgen gelijk voor de wet. Dat dit geenszins wil
zeggen dat ‘de wet gelijk is voor iedere Belg’ blijkt hier nog maar
eens ten volle.
Volgens ‘de wet’ is dit perverse effect ‘rechtvaardig’ (aangezien
het wettelijk is vastgelegd)
En dat dit logisch is, mag blijken uit de feitelijkheid dat wetten
niet door on- of minder vermogenden worden
bepaald...
Renaat van Poelvoorde |