Maatschappelijke macht en bezit maart 2007
Met
inbegrip van de verkoop van 62 overheidsgebouwen die onze regering eind vorig
jaar van de hand heeft gedaan, heeft zij sinds 2000
voor zowat 1,6 miljard euro (64.miljard oude Belgische frank) aan gebouwen,
eigendom van de gemeenschap (dus van U en mij), verkocht aan
privémaatschappijen, waaraan zij (wij) in veel gevallen nu als huurder riante
huursommen betalen om ze te mogen blijven gebruiken.
Volgens onze ministers, kan de overheid blijkbaar niet, wat privémaatschappijen wčl kunnen: namelijk een gebouwenpark goedkoop en efficiënt beheren. Door de verkoop van overheidsgebouwen zou er voor beiden een win-win situatie ontstaan: de huurder betaalt jaarlijks minder aan huur dan de kosten die hij er als eigenaar aan heeft, en daartegenover zou de privé-eigenaar er wel in slagen om na aftrek van de afschrijvings- en onderhoudskosten van de huurprijs nog een riante winst over te houden.
Vraag is wie hier nu de dommerik is: U, die zoals ik een dergelijke redenering niet goed kunnen snappen, of onze regering die denkt dat wij dergelijke onzin geloven. Dat de overheidsgebouwen in meerderheid niet bepaald van recente datum zijn en er dikwijls slecht onderhouden en verwaarloosd bijstaan, is een feit. Iedere eigenaar weet dat elk gebouw, al naargelang de leeftijd vordert, op tijd en stond een flinke onderhouds- of vernieuwingsbeurt nodig heeft en dat het decennialang negeren van dergelijke wetmatigheid de kosten de pan doen uitrijzen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat men achteraf in geldnood komt en zijn eigendom dient te verkopen. Maar dat die voormalige eigenaar datzelfde gebouw dan achteraf gaat huren omdat hem dat zogenaamd voordeliger zou uitkomen, dat heb ik nog geen enkele privépersoon of –maatschappij zien voordoen!
Hoe dan ook, voor de burgereigenaars is de boodschap van de regering dus duidelijk: verkopen die rotzooi van een huis met alle zorgen van mogelijks lekkende daken, vochtige muren, energiebesparende investeringskosten en alsmaar stijgende onroerende voorheffing. Blijkbaar zijn er op de privémarkt genoeg maatschappijen te vinden die het na aankoop voor een zacht prijsje terug aan U willen verhuren, en ben je niet alleen één a twee miljoen euro cashgeld rijker geworden, maar daarenboven van een heleboel kosten en zorgen verlost.
Natuurlijk weten Verhofstadt en zijn rode politieke minnares Frea ook wel dat de enige reden van de verkoopwoede te zoeken is in de liberale ziekelijke dwang om elke jaar opnieuw een bedenkelijk sluitende begroting te kunnen presenteren. Maar een leugentje om bestwil kan nooit kwaad. Zeker niet in de politiek waar een dergelijke praktijk nogal dikwijls het credo is waarop de communicatie met de bevolking is gestoeld.
Ondertussen mengt het sluipende kapitalistische gif zich onder de gedaante van het zogenaamde sociaalliberalisme in alle geledingen van de maatschappij, en weet het zelfs zijn weg te vinden naar de denktanken van de centrumlinkse beleidsmakers.
Met de verkoop van gemeenschappelijke eigendommen wordt het maatschappelijke bezit verder geëlimineerd. Aangezien 'bezit' macht genereert, is het gevolg dat de maatschappelijke macht in zijn geheel, in steeds grotere mate naar privémacht wordt overgeheveld. In een dergelijke samenleving worden regeringen steeds minder de uitvoerders van de volkswil en komen ze steeds meer onder druk van kapitaalgroepen die zowel het roerend als het onroerend goed in bezit hebben.
“Het is niet de taak van de overheid om eigendom te bezitten” zeggen onze liberale ministers (daarin niet tegengesproken door hun socialistische collega’s)
Letterlijk beschouwd hebben zij natuurlijk gelijk, want de ‘overheid’ heeft namelijk geen eigendom. De zogenaamde ‘Overheidsgebouwen’ zijn geen eigendom van de overheid op zich, maar van de gemeenschap, van de Belgische staatsburgers (wij dus) die in feiten allen aandeelhouders zijn binnen de Belgische staat en die de bezittingen in eigendom heeft. De ‘overheid’ (regering en administratie) fungeert enkel als het dagelijks bestuur die min of meer gecontroleerd wordt door de ‘raad van bestuur’ (parlement) van het ‘staatsbedrijf’. Die ‘raad van bestuur’ komt dan om de vier jaar de balans presenteren op de ‘aandeelhoudersvergadering’ (verkiezingen) waar de aandeelhouders (het volk) de inspraak krijgen in de samenstelling van een nieuwe RVB.
Vraag is nu of wij als aandeelhouders vinden dat onze ‘bedrijfsbestuurders’ een goed beleid voeren door steeds meer van onze ‘passiva’ te verkopen met de bedoeling op de jaarlijkse ‘aandeelhoudersvergadering’ een positieve balans te kunnen presenteren. Mijn inziens zou in het bedrijfsleven een dergelijk raad van bestuur, met de ‘afgevaardigde bestuurder’ op kop, al dan niet voorzien van een riante opstapvergoeding, de deur worden gewezen.
Maar omdat de overgrote meerderheid van de aandeelhouders het eigenbelang vooropstaat en in een “vrije en open” samenleving het individu primeert op het algemeen belang, worden op een dergelijke ‘aandeelhoudersvergadering’ zelden potten gebroken.
Het is dus vrij duidelijk: noch de regering noch U en ik als individu, zijn dommeriken.
Enkel de gemeenschap, de samenleving als entiteit zijn idioten…
Renaat Van Poelvoorde