06/2004
Participatie: een moderne
intellectuele versie van het Romeinse “brood en spelen”
In onze moderne democratie, waar de globalisering nu ook in de politiek opgang maakt, ( waardoor de stem van het
individu, door de uitbreiding van het aantal, steeds minder waarde krijgt)
worden op steeds meer beleidsniveaus overleg- advies- en bestuursorganen geïnstalleerd.
De stelling is dat de “basis”
op alle vlakken “gehoord” dient te worden om zodoende de
beslissingen beter af te stemmen op hun noden en verzuchtingen (?) . Men gebruikt
daar een ietwat vreemd aandoend woord voor: Participatie! Weliswaar niet direct
goed begrijpbaar voor Jan met de pet, maar die schijnt daar toch geen boodschap
aan te hebben, denkt men.
Sinds enige jaren vindt men ook in
de inflatie van decreten, richtlijnen en omzendbrieven
van de onderwijsoverheid dit woord steeds meer en meer terug. Blijkens die geschriften moet het maar eens gedaan zijn met
de conservatieve structuur van de allesbepalende overheid, inrichtende machten,
raden, directeurs en onderwijzers. Ouders en zelfs leerlingen moeten meer
inspraak krijgen, ja zelfs meebeslissen; althans in theorie dan…
Zoals het een goede mondige burger van dit land past, vraag ik mij af
wat de oorzaak, en nog meer, wat de bedoeling daar van is. De “nieuwe politiekers”
(of zijn het hun verlichte ambtenaren) menen blijkbaar, dat de onderwijswereld
nood heeft aan inbreng en ondersteuning (?) vanwege de leerlingen en hun
ouders, ofwel dat diezelfde leerlingen en hun ouders ook een aantal spreekwoordelijke vingers in
de pap dienen te hebben.
Ik kan mij best voorstellen dat kinderen in hun pubertijd, en zeker als
ze de meerderjarigheid naderen, wat meer “Frenet-achtige” ideeën in hun school willen zien. Evenzo
valt het niet te ontkennen dat er ouders zijn die vinden dat men eigenlijk wel
wat mag doen aan de voor hen “lastige bijwerkingen” die een schoolgaand kind
met zich meebrengt. Aangezien dergelijke ouders wegens hun drukke bezigheden menen
dat de school, behalve onderwijs verstrekken, ook best wat van hun ouderlijke
taken kunnen overnemen, menen zij dan ook aardig wat inspraak te mogen eisen dienaangaande,
en waarom niet, in een ruk door ook bij het onderwijs zelf!
Die roep om inspraak komt mijn inziens (en ervaring) van een
heel kleine minderheid. Gedurende de achttien jaar dat ik, zowel in het vrije
als in het gemeenschapsonderwijs aan, oudercomités, ouderraden en schoolraden
heb meegewerkt heb ik echter steeds één constante waargenomen, namelijk dat het
aantal ouders die prijs stellen op advies- inspraak-
en medezeggingsrecht verwaarloosbaar klein is. Als op een school van ongeveer
300 leerlingen nooit meer dan 15 ouders naar algemene (voor alle ouders)
vergaderingen komen, waarvan een groot deel meer voor de gezelligheid dan voor wat
anders komt, kan men moeilijk beweren dat “de ouders” vragende partij zijn voor
participatie (“deel hebben- of nemen aan”) aan het
reilen en zeilen van de school. Bovendien is het de aanwezige ouders meestal,
zoniet enkel, dan toch voornamelijk om hun eigen kind en dus eigenbelang te
doen.
Zelfs de ‘’verkozen’ vertegenwoordigers van schoolraden kunnen
bezwaarlijk stellen dat zij iets anders dan eigen zienswijze naar voor brengen (vrijwel onbekend
voor diegene die hen verkozen hebben), omdat ze uiteraard onwetend zijn over
wat de meerderheid van de ouders met betrekking op de besproken onderwerpen al
dan niet willen.
Als gevolg daarvan is de inhoud, de kwaliteit en de waarde van dergelijke
bijeenkomsten, zoniet waardeloos, dan toch ondermaats. Bovendien is de zogenaamde
medebeslissingsmacht van de ouders en personeel, die in het nieuwe decreet door
sommigen als vrij revolutionair wordt geprezen, een nieuwe uiting van de
traditionele volksverlakkerij, eigen aan sommige politici. Als enkel consensus
(gelijkgezindheid) en bij ontstentenis er van, de echte beleidsmakers de
beslissingsmacht uitmaken, verandert er eigenlijk niets aan het feit dat de
beslissingsbevoegdheid blijft waar ze hoort te zijn, nl. bij de
schooldirecties, raden van bestuur der scholengroepen en of inrichtende
machten. Het is enkel spijtig dat die door de en langdurige procedures van
adviesbevraging het hen dikwijls moeilijk en soms onmogelijk zal zijn om tijdig
en op het goede moment de gepaste beslissingen te nemen.
En dat allemaal door de capriolen van een minister wiens baas zegt dat
we afmoeten van de overreglementering, en voorstander is van “kort op de bal te
spelen” en beslissingen moeten genomen worden in plaats van oeverloos te
discuteren!
Afgezien dat het Vlaamse onderwijssysteem in Europa, ja zelfs wereldwijd
behoort bij de beste behoort, en er dus weinig reden is om het te veranderen,
is mijn stelling steeds geweest dat scholen “zelfregulerend” zijn. Waar het
leerlingenaantal stabiel of stijgend is, zijn de ouders dus in regel tevreden van
de werking er van. Laat dus wie goed
werk levert, dat verder doen, en tracht dat voorbeeld te volgen, zou ik zeggen8
Renaat van Poelvoorde
Voorzitter schoolraad Basisschool Park