De crisis en de leefloners

       oktober 2012                         

 


In ons land moeten 94.500 mensen het doen met een 'leefloon'. Alleenstaanden moeten het zien te rooien met 785.61 euro,een gezinshoofd of alleenstaande met kinderen met 1.047,48 euro, en samenwonenden hebben elke inkomen van 523.74 euro. Diegenen die, niet wars van enig sarcasme het begrip, 'leefloon' hebben bedacht, worden hierbij uitgenodigd om in deze consumptiegerichte welvaartmaatschappij enkele maanden met een dergelijk inkomen trachten te "leven". Althans, ‘Leven’ volgens het gangbare begrip van een modale Belgische burger. 

Bij hun toetreding tot de eerste paarse regering in 1999, beloofden de socialisten het leefloon dat (zoals de meeste andere uitkeringen) de voorgaande acht jaren, weliswaar geïndexeerd, maar niet meer, zoals de lonen was aangepast aan de welvaartstijging, in vier jaar tijd met 10 percent te verhogen. Waarom die beloofde 10% vier jaar later amper 4% werd, heeft men nooit duidelijk gemaakt.

Tijdens de tweede paarse coalitie zou één en ander door de Waalse PS-minister Dupont goedgemaakt worden, werd beloofd. In de laatste maanden van deze legislatuur kondigde deze dan ook fier aan dat hij door de verhoging met 4% gedurende de vorige vier jaar jaren, en de nog toegezegde verhoging van 2% in januari 2008, de regering haar oorspronkelijke belofte was nagekomen.

Blijkbaar vergat hij gemakshalve dat, zoals voor de Topambtenaren, ook voor de leefloners sinds 1999 de tijd niet was blijven stilstaan. Tijdens de 8 jaar durende legislatuur, waarop men de achterstand van de daarop voorafgaande 10 jaar goed maakte, werd er ondertussen een nieuwe achterstand opgebouwd. Rekening houdende met een gemiddelde welvaartstijging (bovenop de indexaanpassing) die sinds twee decennia jaarlijks minstens 1% bedraagt, moest het leefloon tussen 1999 en 2007, (door cumulatie) met 21.5% gestegen zijn (de achterstand van 10% tot 1999 + de acht jaarlijkse welvaartstijging van 1% tot 2007) i.p.v. met de huidige 9.4%.

In 2007 was de welvaartsachterstand voor het leefloon, welke in 1999,  10% bedroeg, zelfs na de zogenaamde ‘inhaaloperatie, dus in feiten opgelopen tot 12.1%. Als men dan ook nog bedenkt dat procentuele stijgingen bij maandbedragen van minder dan 1000 euro, een lagere compensatie geven dan de werkelijke stijging van de consumptieprijzen, (ik onthoud mij van de vrij technische uitleg) kan men niet anders dan vaststellen dat de socialisten tijdens hun paarse regeerperiodes niet echt daadwerkelijk begaan waren met diegenen waaraan zij ideologisch hun bestaansrecht ontlenen: namelijk de zwakken en minderbedeelden in de samenleving.  

Mits enige aanpassing van de aangehaalde bedragen, percentages en periodes, ziet men dezelfde toestanden m.b.t. de uitkeringen van alleenstaande werklozen, al dan niet met personen ten laste en  gepensioneerden met de laagste pensioenen en garantie-uitkeringen voor ouderen. Ondanks de enkele procenten die hen het vorige decennium zijn toegestopt, en ‘relatieve’ welvaartsvastheid van hun uitkeringen, hebben zij alsnog niet kunnen delen in de welvaartstijging welke hun andere landgenoten mochten smaken door loonaanpassingen en allerlei belastingsverlagingen en – compensaties  tijdens de ‘betere' economische jaren die de huidige crisis voorafgingen .

In de huidige regering blijven de sociaaldemocraten hun 'links-liberale' koers getrouw. Een linksliberalisme die de middenklasse tracht te plezieren, en daarom door zogenaamde 'responsabilisering', ook de lagere klasse de mee de crisis laten betalen door de  welvaartsvastheid-envelope met 40% te verminderen en de werkloosheidsuitkeringen sneller en meer te laten dalen.  

Met andere woorden: alhoewel zo niet alles, toch heel veel van onze sociale zekerheid en verworvenheden aan het socialisme te danken is, hebben de partijen die daar verder uitvoering dienen aan te geven, zich gedurende de vorige periodes waarin zij mee aan het bestuur hebben gezeten, zich meer beziggehouden met de opwaardering van de middenklasse, waar een groot deel van haar electoraal is gaan toe behoren, dan met diegenen die, om welke reden ook, uit die ‘opwaarderingboot’ zijn gevallen, of daar zelfs nooit zijn ingekomen.

Nu, na de meer dan zeven ‘vette jaren’, de magere jaren hun tol komen opeisen, zijn de onvermogenden en minderbedeelden de grootste slachtoffers en lijden zij dubbel zoveel onder de gevolgen van de crisis.

Zoals was te vrezen heeft de huidige regering, mede onder druk van de Europese zetbazen van de financiële maffia, maatregelen getroffen om de put dempen die o.a de bankEmirs en –Kaliefen hebben gedolven. En ondanks de aanwezigheid van de nog ietwat socialistische Waalse PS, valt er er ook in de toekomst niet bijster veel positiefs te verwachten voor de minder- en onfortuinlijken in onze gemeenschap.

De begrippen ‘sociaal’ en ‘socialisme’ zijn in een kapitalistische maatschappij inkomensafhankelijk. De waarden ervan zijn  klaarblijkelijk omgekeerd evenredig daarvan. En dat het inkomen van de sociaaldemocratische kopmannen niet bepaald modaal is, blijkt uit het voorgaande...

Renaat van Poelvoorde

©RVP-2012