De Europese Unie :

Een masker voor de dictatuur

 van de financieel-economische machthebbers.

 

augustus 2013       

 

Dat de EU een instelling is welke gestoeld is op de principes van het kapitalisme zal niemand kunnen ontkennen. Dat zij er hoegenaamd niet in slaagt om de economische crisis die haar lidstaten blijft teisteren, te bedwingen,evenmin. En dat is helemaal niet verbazingwekkend. Want, het is uiteraard een vrij hopeloze zaak om de kwalen te genezen van de ziektekiemen die de bouwstenen van je constructie van nature uit genereren.

Tegenwoordig moet men, ofwel over heel wat zelfdestructieve moed beschikken, ofwel bijzonder naïef en onwetend zijn, wil men het zogenaamd eengemaakt Europa als de vooruitgang zelf blijven voorstellen. Dat men moet blijven besparen op kap van iedereen die van een loon of een uitkering leeft, om het kapitalisme, dat als maatschappelijk stelsel van de EU in een aanhoudende crisis verkeert, in stand te houden, is een boodschap welke men niet oneindig kan blijven aanhouden.

 

Het valt trouwens moeilijk uit te leggen dat, terwijl een kleine elite zich onverminderd kan blijven verrijken, de werkloosheid, armoede, bedrijfssluitingen, massaontslagen, verplichte migratie, afschaffing van de minimumlonen, steeds grotere flexibiliteit, en zelfdodingen, blijven toenemen.

Maar toch zijn er hier en daar, behalve de riant vergoede mandaterende Europese politici met hun leger navenant verloonde ambtenaren in hun kielzog, bijgetreden door de, ooit op een Europees mandaat azende nationale politici, toch een aantal professoren en economen te vinden die zich daar helemaal niet voor schamen.

 

De meesten van hen zijn dan ook geïndoctrineerde of opportunistische verdedigers van de EU. En omdat ook ik er van overtuigt ben dat een verenigd Europa op zich een goede zaak is, zou ik dat helemaal niet zo erg vinden, ware het niet dat zij, zoals zo vele verdedigers van de EU, voorbijgaan aan de feitelijkheid dat het verenigde Europa er ook anders had kunnen uitzien dan de huidige constructie. En volgens meer dan één 'oudgediende' die de 'pubertijdsperiode van deze organisatie hebben meegemaakt hadden de grondleggers ervan toch enigszins iets anders in gedachten gehad.

 

Zo zou de unie een organisatie kunnen zijn die in de eerste plaats de belangen van de meerderheid van de bevolking, en niet deze van de kapitaalbezitters behartigt.


Men stelt het huidige liberale Europa graag voor als een Europa van de vrijhandel, waarin de EU-lidstaten samen kunnen beslissen welke producten ze al dan niet invoeren, rekening houdend met de volksgezondheid, het leefmilieu, en de verbruiker. Wat men er gemakshalve vergeet bij te vertellen is dat de EU verdragrechtelijk onder toezicht staat van de Wereldhandelsorganisatie, deze geen inbreuken op de vrijhandel duldt, en het de lidstaten zomaar niet toegelaten is om ongefundeerd bepaalde producten van buiten de EU te weren..
 

Zo zijn bepaalde voorstellen om strengere sociale bepalingen in handelsakkoorden op te nemen eerder utopisch te noemen. Men wil bvb producten die uit China komen, en niet aan onze milieunormen beantwoorden, tegenhouden met heffingen aan de grens, met een regelrechte handelsoorlog als gevolg. Op die wijze wordt de toepassing van de Europese milieunormen dan wel heel problematisch.

 

Maar toch! Als niet de volksgezondheid, maar de handelsbelangen op het spel staan, durft de EU wel haar tanden tegenover de Chinezen te tonen.  Zo stelde Karel De Gucht, als lid van de Europese Commissie voor om importheffingen in te voeren op Chinese zonnepanelen. Een ander voorstel, een verplicht en zelfde (aan de plaatselijke levensstandaard aangepast) minimumloon in alle EU-landen om de concurrentie tussen EU-landen tegen te gaan (in Duitsland bestaan geen minimumlonen en wordt tegen drie euro per uur gewerkt), vindt geen bijval bij de Europese liberalen met hun gekende motivering dat dit 'heel Europa in de werkloosheid zal jagen'. Dat juist door het gebrek aan minimumlonen het aantal werkende armen steeds meer toeneemt zal hun uiteraard een zorg wezen.

Ook de zo lang aangekondigde herinvoering van de scheiding tussen spaarbanken en investeringsbanken, waar menigeen oorspronkelijk voor te vinden was, wekt steeds minder animo met de bewering het geplande Europese bankentoezicht wel volstaat.
 

 

Idem voor het voorgesteld Europees industrieel beleid en een minimumbelasting voor bedrijven, loopt men in het EU-parlement niet erg warm. Het lobbyen van de grote bedrijven slaagt er blijkbaar in het idee ingang te doen vinden dat de belastingconcurrentie tussen de verschillende lidstaten moet kunnen spelen 'omdat dat de belastingen laag houdt'. En zo blijven multinationals waarschijnlijk ook in de toekomst geen of nauwelijks enkele procenten belasting betalen.

 

Ook al maakt Europa haar borst nat dat de EU-landen gezamenlijk beslissingen nemen waardoor ze 'invloed kunnen uitoefenen op de rest van de wereld, toch kan men er niet naast kijken dat de EU op politiek, handels-, milieu- en sociaal gebied steeds meer de duimen moet leggen voor de echte grootmachten (VS en China) en vooral voor de financieel-economische machten.

 

In plaats van zijn sociaal stelsel aan de handelspartners op te leggen, heeft de EU, onder druk van de multinationals en speculanten, zich laten wegzinken in het internationale concurrentiespel, waarin sociale, milieu- en gezondheidsnormen gans op het einde van de prioriteitenlijst bengelen. Eén en ander heeft niet alleen een toenemende sociale achteruitgang in de EU-landen tot gevolg, maar genereert ook daarbuiten ware catastrofes in nog lagere-loonlanden, zoals onlangs in Bangladesh.

Dat de EU zich stelselmatig verder aan sociale afbraak dient te bezondigen, wordt zonder enige schaamte bevestigd door ons voormalig, uit ACV-stal opgeklommen Brabants trekpaard, Jean-Luc Dehaene, bestuurder van verschillende vennootschappen onomwonden aangeprezen, door te stellen dat het Rijnlandmodel (het Europees sociaal model) 'zich, vooral voor wat betreft onze arbeidswetgeving en onze sociale zekerheid zal moeten aanpassen aan de nieuwe wereld'. Naar zijn mening moet het maar eens gedaan zijn met de Europese 'sociaal gecorrigeerde markteconomie', en moeten wij die ‘sociale correcties aanpassen aan de veranderende wereld'. Als voorbeeld van dergelijk ‘aanpassingen' noemt hij het pensioen, waarvan het volgens hem niet realistisch meer is om zoals vroeger alleen op het wettelijk pensioen in te zetten.

De burgers willen dat
politici de ‘goede’ beslissingen nemen, en die in het belang zijn van de meerderheid van de bevolking, en niet in deze van de bevoorrechte klasse. Maar dat ons financieel, economisch- en bijgevolg ook ons sociaal leven al langer dan vandaag niet meer beleidsmatig bepaald wordt door regeringen en parlementen, mag nu stilaan voor iedereen wel duidelijk zijn.

Men beweert graag het tegendeel, maar de EU wordt steeds meer antidemocratisch. Dat voor het opstellen van de nationale begrotingen de regeringen en parlementen van de lidstaten volledig afhankelijk van het verdict van de Europese Commissie zijn geworden, is daar een duidelijk voorbeeld van. In de toekomst wil men daar zelfs nog verder in gaan door de landen die zich niet aan de begrotingsdiscipline houden gewoonweg onder curatele plaatsen. Bij de als dusdanig onder voogdij geplaatste landen, zal Europese Commissie zelf hun begroting opstellen.

 

Dergelijke ontwerpen moeten weliswaar nog goedgekeurd worden door de Europese Raad van regeringsleiders en het Europees Parlement. Eén en ander dient welsiwaar 'in samenspraak met het parlement van het betrokken euroland' gebeuren, maar dat is ndan ook nietsmeer dan informatieverstrekking en advies-inwinning, gezien de nationale parlementen zelf daar geen medebeslissingsmacht bij hebben.

Hoe anti-democratisch de weg is die EU opgaat, en hoe ver de regeringen van de lidstaten in het accepteren daarvan gaan, werd onlangs overduidelijk aangetoond toen in 2011 door een trojka van niet-verkozen instanties: het Internationaal Muntfonds, de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank, zonder enige democratische beslissing van de betrokken landen, Mario Monti en Lucas Papademos,  tot eerste minister van respectievelijk Italië en Griekenland werden aangesteld.

 

Het moge dus duidelijk zijn: de oorspronkelijke bedoeling van de grondleggers van de Europese eenmaking mag dan wel lovenswaardig zijn, en zelfs deels (voorlopig nog steeds) bereikt, maar desondanks kan ik mij best voorstellen dat Sicco Mansholt, Jean Monnet, Robert Schuman, Paul-Henri Spaak, en Altiero Spinelli, zich meermaals in hun graf omkeren bij de vaststelling dat hun droom verworden is tot een instelling dat als masker fungeert voor de dictatuur van de financieel- en economische machthebbers.

Renaat van Poelvoorde

 

 

©RVP-2013