Over gelijkheid en gelijkwaardigheid april 2010
Bij de mensheid is de taal hèt instrument bij uitstek om te communiceren. Een consensus over de betekenis van de gebruikte woorden is dus van wezenlijk belang. Maar, zelfs al gebruiken wij de juiste woorden en begrippen om onze boodschap naar anderen over te brengen, toch is de kans groot dat diegene voor wie ze bestemd is, onze bedoeling enigszins 'vervormd' of zelfs helemaal anders begrijpt. Alles wat wij horen, zien, of op eender welke manier waarnemen, moet namelijk eerst door onze persoonlijke 'interpretatiefilter'.
Als wij bij het taalgebruik zelf, slordig omspringen met de betekenis van de woorden, wordt de informatieverstrekking of gesprek een Babylonische spraakverwarring. Het gevolg is misverstand, in niet weinig gevallen de oorzaak van verkeerde reacties of besluiten, ruzies, vetes, en figuurlijke of zelfs letterlijke oorlogen.
Woordenboeken, vooral m.b.t. het Nederlands, brengen niet altijd soelaas bij twijfel over de 'juiste' betekenis van woorden. Dat komt omdat de wijze hoe woorden in de omgangstaal gebruikt worden daarvoor bepalend is. Als een bepaald woord in het 'dagelijks' gebruik in verschillende of interpreteerbare vormen wordt gebruikt, komt het dan ook als dusdanig in het woordenboek terecht, en is het aan ons zelf om via de zin waarin wij het gebruiken, er voor te zorgen dat het onze bedoeling weergeeft.
En laat daar nu net 'het schoentje wringen'. 'Verklarende' woordenboeken zijn nu eenmaal niets meer een verzameling van taalfouten uit het verleden. Een woord komt pas in het woordenboek terecht als het relatief 'ingeburgerd' is in de omgangstaal. m.a.w. Een voorheen 'slecht' Nederlands woord wordt, eens het ingang heeft gevonden in de omgangstaal, toch 'correct' Nederlands. En als het in de omgangstaal voorheel in van elkaar afwijkende betekenissen werd gebruikt, is de omschrijving van de betekenis van een woord in het woordenboek dan meestal ook navenant.
Een treffend voorbeeld daarvan is bvb het woord 'evident', een, zoals zoveel Nederlandstalige woorden, uit een vreemde taal (Frans) overgenomen woord, met als (in het Frans) gebruikte betekenis: heel duidelijk, zeker, zonneklaar. De voormalige Eerste Minister Wilfried Martens was vrijwel de eerste die het woord te pas en te onpas in het Nederlands gebruikte, weliswaar uitsluitend in de oorspronkelijke hiervoor aangegeven Franse betekenissen.
Het ligt in de aard van menige, zelfs minder geschoolde, Vlaming om moeilijke, nieuwe, of in 'hogere kringen' gebruikte woorden tot de zijne te maken. Dikwijls zonder dat hij daar de goede betekenis van kent. Als gevolg daarvan ontstaan in de 'omgangstaal' dikwijls, enigszins uiteenlopende betekenbissen voor een zelfde woord, maar worden ze in het woordenboek als een eenduidige betekenis opgenomen. Zo gebeurde het dat voor het woord 'evident' bij de betekenissen: heel duidelijk, zeker, en zonneklaar, ook de betekenis 'vanzelfsprekend' werd toegevoegd, alhoewel iets 'heel duidelijk' kan zijn, maar daarom nog niet 'vanzelfsprekend' is...dat lijkt mij toch zonneklaar?
Dat alles, als aanloop om het het hier over 'gelijkheid' en gelijkwaardigheid' hebben. Twee, mijn inziens totaal verschillende begrippen die, ook zonder woordenboek, op zich al een duidelijk verschillend begrip aangeven. Gelijkheid komt van 'gelijk', in de zin van 'hetzelfde', 'identiek' en, 'niet anders'. Gelijkwaardigheid, daarentegen, komt van 'gelijke waarde', iets dat weliswaar 'geheel anders' kan zijn, maar waar wij toch een gelijke, een zelfde waarde aan toebedelen. Evenzo is het zelfs mogelijk dat wij aan twee identieke zaken, om bepaalde reden een verschillende waarde geven en zij dus, alhoewel ze 'gelijk' (hetzelfde, identiek) zijn, toch niet gelijkwaardig zijn.
Zo is het volslagen absurd te stellen dat mensen 'gelijk' zijn of dat kunnen worden, maar getuigt het daarentegen van een sociale instelling ze als 'gelijkwaardig' te beschouwen. Zo zijn mannen en vrouwen volstrekt ongelijk, maar worden ze in de moderne westerse maatschappij (theoretisch) als gelijkwaardig beschouwd. Het feit dat daar in de praktijk nogal wat aan schort, mag dan wel juist zijn, maar het gezond verstand gebiedt dat men dit als inherent aan onze maatschappelijk-economische structuren dient te beschouwen.
Onze maatschappijvorm is bezwangerd van discriminaties en ongelijkwaardigheid. "De wet" (wetgeving) is weliswaar min of meer gelijk voor iedereen, maar in de meeste wetten wordt niet iedereen als gelijkwaardig, laat staan 'gelijk' beschouwd. Zelfs ogenschijnlijk gelijke sanctionering (boetebedrag of andere strafmaat) is niet voor iedereen gelijkwaardig, aangezien bvb eenzelfde bedrag, gezien het verschil in bezit en inkomen, voor de ene veel zwaarder kan doorwegen dan bij de andere. Zo zijn ook in de verloning voor arbeid en prestatie, sinds eeuwen een voorbeeld van de ongelijkheid, en zijn de absurde verschillende waardebepalingen zodanig ingebakken dat wij dat niet alleen als normaal, maar daarenboven zelfs als rechtvaardig zijn gaan beschouwen.
Op welke grond men de veel kleinere waarde verantwoordt die men toebedeeld aan de arbeid van een poetsvrouw dan deze van bvb een architect of notaris? Het argument dat deze laatstgenoemde er jaren hebben moeten voor studeren en het een veel groter verstandelijk vermogen noodzaakt, is op zijn zachts gezegd belachelijk. De kostprijs van de jaren opleiding is grotendeels ten laste van de gemeenschap gekomen, en zijzelf hebben daar meestal geen eurocent van zichzelf toe bijgedragen. Anderzijds dragen talent en verstandelijke vermogens al voldoende bij tot de maatschappelijke ongelijkwaardigheid tussen personen, dat het overbodig is dit ook nog in de verloning van arbeidsprestatie tot uiting te laten komen.
Nog erger wordt het als men daarbij bedenkt dat het niet de arbeidsprestatie, maar het de arbeidstijd is die wordt verloond. Alsof zou iedereen in dezelfde functie, plaats en omstandigheden, binnen een zelfde periode dezelfde arbeidsprestatie, laat staan kwaliteit leveren. Niets is minder waar. Het verlonen van de arbeidstijd heeft als gevolg dat eenzelfde verloning voor eenzelfde jobfunctie, op zich een schoolvoorbeeld is van ongelijkheid én ongelijkwaardigheid. Als Jan binnen dezelfde arbeidsduur, een kleinere arbeidsprestatie of- kwaliteit levert dan Piet, wordt gezien de gelijke arbeidsduurverloning, de arbeid van Piet lager gewaardeerd dan deze van Jan, ondanks de grotere prestatie of geleverde kwaliteit van deze laatste. Als voorbeeld van discriminatie en ongelijkwaardigheid, kan dat tellen.
Mensen zijn van nature niet alleen ongelijk aan elkaar, maatschappelijk worden zij daarenboven op heel wat vlakken als ongelijkwaardig beschouwd en ook behandeld. Komt daarbij dat het feit dat de waardebepaling door mensen wordt uitgevoerd ,(hoe kan het anders), en zij bijgevolg subjectief, oneerlijk en onrechtvaardig maakt.
Wij hebben de mond vol van discriminatie op grond van ras, volk, geslacht, huidskleur, religie, cultuur seksuele geaardheid en nationaliteit, maar gaan voorbij aan de maatschappelijk ingebouwde discriminatievormen op grond van leeftijd, opleiding, verstandelijk vermogen, inkomen, bezit, beroep functie en sociale positie. En laat het juist die discriminatievormen zijn, die de bouwstenen vormen van onze kapitalistische prestatie en consumptiemaatschappij.
In onze huidige maatschappijvorm is gelijkwaardigheid bijgevolg utopisch. Wie zegt daar naar te streven binnen deze maatschappijvorm, is ofwel naïef, of doet wetens en willens aan volksverlakkerij. Wie daadwerkelijk de ongelijkwaardigheid wil bekampen, kan niet anders dan het kapitalistische systeem verwerpen.
De sociaaldemocratie welke, ingebed in het kapitalisme, alleen de nadelige gevolgen ervan, voor de minderbedeeldengevolgen wil bestrijden, geeft het kapitalisme alleen een 'menselijk gezicht', maar helpt hoe dan ook mee, de ongelijkwaardigheid in stand te houden.
Tot nader order hebben gelijkheid en gelijkwaardigheid één ding gemeen: in deze maatschappij zijn zij beiden onbestaande!
Renaat Van Poelvoorde