Democratie contra gelijkwaardigheid                          november 2009

Gelijkheid en gelijkwaardig

Van nature uit zijn mensen niet gelijk aan mekaar. Zelfs met de best mogelijk opleiding, zijn en blijven zij onderling zowel psychisch als fysisch in min of meerdere mate ongelijk in hun mogelijkheden.

Daardoor geldt in onze huidige moderne democratische maatschappij nog steeds de macht van de ‘sterkste’ en heeft de verstandigere, rijkere, aantrekkelijkere, en/of charismatischere  het, vooral materieel  beter en gemakkelijker dan zijn minder begaafde, minder gegoede, en minder uitstralende medemens

Onze maatschappij kent,  al naargelang  kennis en capaciteiten,  grote verschillende financiële en maatschappelijke waarden toe aan functies en prestaties van personen,  .

Daardoor beschouwen en behandelen wij elkaar als ongelijkwaardig en blijft de aloude standenmaatschappij  bestaan, welke niet alleen meer op adellijke afkomst gebaseerd is, maar ook op status, afgeleid volgens functie, inkomen en bezit.

Met allerlei ‘sociale’ maatregelen worden de negatieve gevolgen van de maatschappelijke ongelijkwaardige behandeling verzacht, of voor zover mogelijk geneutraliseerd.  Daardoor bestrijdt men enerzijds weliswaar de pijn, maar wordt anderzijds het bestaansrecht van de ongelijkwaardigheid bestendigd.

Gelijkwaardigheid nastreven behelst het verwerpen en bestrijden van de huidige maatschappijvorm  welke gestoeld is op de verschillen in bepaling van menselijke waarde. Het aanvaarden van deze maatschappijvorm houdt dus per definitie in, dat men de ‘ongelijkheid in waarde’, dus de ongelijkwaardigheid accepteert .

Rechtvaardigheid en gelijke kansen

Sinds de sociaal democratie het fundamentele socialisme heeft afgezworen, dat de  gelijkwaardigheid nastreefde via een maatschappijvorm waar alle grondstoffen, productiemiddelen en voortbrengselen gezamenlijk bezit zijn,  komen  begrippen als ‘rechtvaardigheid’ en ‘gelijke kansen’ steeds meer voor. De strevers- kennis- bezit- en consumptiemaatschappij heeft meerder kwalijke gevolgen voor de minder fortuinlijken en de zwakken in onze samenleving. Na het wegvallen van de ‘communistische dreiging’ uit het oosten, legt het  neo-socialisme zich nog uitsluitend toe op het verzachten van de pijn en  het aanvaardbaar maken van de  ziekte..

Het  begrip  ‘rechtvaardigheid’ impliceert namelijk dat eenieder zijn deel krijgt, al naargelang hij bijdraagt om het te verdelen goed te bekomen.  Het aanvaarden van waarderingscoëfficiënten voor posities, functies en geleverde prestaties, maakt dat  rechtvaardigheid  als onrechtvaardig of visa versa wordt ervaren, afhankelijk van welke status men zich in bevindt.

‘Gelijke kansen’ vereisen gelijke mogelijkheden, of althans verschillende mogelijkheden waarvan de optelsom toch het zelfde mogelijkheidsresultaat geeft. Vraag is, hoe je iemand met één been ‘gelijke kansen’ biedt om het in de 100 meter hardlopen op te nemen tegen een handicaploze sprinter. Gelijke kansen bieden kan men uiteraard alleen aan mensen met dezelfde capaciteiten die ook over dezelfde middelen beschikken, of aan mensen met verschillende mogelijkheden waar de vershil in mogelijkheden wordt gecompenseerd door meer of betere middelen. (wat dan weer dikwijls als onrechtvaardig wordt aanzie Nochtans laat men het voorkomen alsof met een betere begeleiding en betere verzorging, de eenbenige sprinter dezelfde kansen worden geboden als de tweebenige., dus dat men ook mensen met minder verstandelijke mogelijkheden, dezelfde kansen kan bieden om het zelfde te bereiken als de verstandelijk meer begaafde, als men, die maar meer en betere opleiding biedt.

Daarenboven kan de positieve discriminatie die in bvb het ‘’gelijke kansenonderwijs ‘  wordt toegepast, eerder als een onrechtvaardigheid worden beschouwd, omdat het afbreuk doet aan het principe van verdeling en waardebepaling volgens lichamelijk en /of geestelijk vermogen en presdtatie.

De begrippen rechtvaardigheid en gelijke kansen zijn bijgevolg in tegenspraak met mekaar. Het gezamenlijk gebruik ervan, evenals het individueel verkeerd bedoeld gebruik, behoren tot de platte demagogie die zowel sociaal democraten als sociaalliberalen gebruiken om de massa te misleiden en zodoende een schuldgevoel tegenover de minderbedeelden  te voorkomen.

Een rechtvaardige maatschappij.

De vraag is niet of wij een rechtvaardige maatschappij willen, dan wel of wij de begrippen rechtvaardigheid, vrijheid, en zelfontplooiing  in hun huidige omschrijving blijven handhaven en toepassen.

De vrijheid tot zelfontplooiing  en de rechtvaardige inning van de daardoor bekomen vruchten zijn juist de oorzaak van de ongelijkwaardigheid waar deze standenmaatschappij haar bestaansrecht aan ontleent. Het kleine deel van opbrengst dat vermogenden  afstaan om de minder bedeelden de nood te ontnemen om het hen te ontstelen,  wordt  hypocritisch uitgelegd als ‘sociale solidariteit’. 

Rechtvaardigheid, in zijn traditionele omschrijving, is niet in overeenstemming te brengen, met de socialistische grondgedachte van gelijke verdeling van “het gemeenschappelijk erfgoed van het mensdom en zijn natuurlijke en economische voortbrengselen”.

Een socialistische samenleving  is namelijk gestoeld op het recht van elkeen op een evenwaardig deel van het erfgoed en zijn voortbrengselen.  In die zin is een maatschappijvorm gestoeld op de ‘rechtvaardigheid’ van verdeling volgens vermogen en prestaties volgens waardebepalingen, onrechtvaardig.

Democratie en kapitalisme

In een democratie, waar de  meerderheid van de bevolking, mede dank zij de voor velen onnodige sociale correcties, voldoende middelen en mogelijkheden heeft  om met elkaar in competitie te treden en met wisselend succes een aanvaarbare levenstandaard te bereiken, is het vrijwel onmogelijk om een voldoende groot draagvlak te creëren om, via een gelijkwaardige verdeling, (dus een vermindering van het eigen vermogen, bezit en winst) tot een andere maatschappijvorm te komen.

In de West-Europese en Noord-Amerikaanse democratieën  krijgt  het fundamenteel socialisme geen enkele kans  omdat  daar een kleine minderheid (15 tot max 20%) beter van zou worden, terwijl een grote meerderheid hun levensstandaard aanmerkelijk zou zien verminderen.

Om die reden zijn de westerse socialistische partijen, na het wegvallen van de ‘communistische dreiging’,  nog meer dan voorheen, zich alsmaar meer in het kapitalistische systeem gaan inbedden, en hebben voor zover nog aanwezig, het socialistisch ‘gelijkwaardigheidverhaal’ vervangen door een ‘gelijke kansendiscours’. Het onvermogen om daar ook effectief resultaat voor de ‘achteruitgestelden’ mee te behalen, maakt de sociaaldemocratie ongeloofwaardig.  De links-liberale stroming die in centrumrechtse kringen steeds meer aanhang verwerft, en nog in weinig verschilt van de sociaaldemocratie, dreigt deze laatste zo niet op te slokken, dan toch langzaam verder te reduceren, mede door een gestage afkalving bij het gefrustreerde deel van hun fundamenteel-ideologische achterban.

De utopie van de gelijkwaardigheid.

De democratie staat, althans in het noordelijk halfrond van deze wereld, een maatschappijvorm waar men gelijkwaardigheid nastreeft, in de weg. Zolang een meerderheid van een bevolking bestaat uit rijken en bemiddelden, zal de achteromhinkende minderbedeelde minderheid afhankelijk zijn van de solidariteit die de meerderheid bereid is op te brengen.  De hebzucht, eigen aan het mensdom, het door rechts populair gepromote individualisme en de vrijhei tot zelfontplooiing, zorgen ervoor dat de bereidheid tot solidariteit sterk afhangt van de mate waarin men daar zelf (onnodig) deel kan aan hebben.

Daardoor gaat een groot  deel, van de middelen, bedoeld ter ondersteuning van de zwakkeren in deze maatschappij, ook naar diegenen die het in feiten niet nodig hebben, en blijven de effecten voor de werkelijke doelgroep ondermaats.

Zelfs in een kapitalistische maatschappij zou het theoretisch mogelijk moeten zijn om diegenen die niet of in onvoldoende mate “aan de wedstrijd” kunnen deelnemen, een maatschappelijk aanvaardbare levenstandaard te bieden, indien de middelen die daarvoor aan de gemeenschap worden afgedragen, alleen diegenen ten goede komen die het nodig hebben.

In ons sociaal zekerheidsysteem wordt een groot deel van de middelen aangewend om ook rijken en bemiddelden, via lineaire betoelagingen zoals o.a. ziektekosten, kindergeld, schoolgeld, pensioenen e.d. onnodig ‘zakgeld’ toe te stoppen. In tijden dat de ‘onbetaalbaarheid’ van het systeem steeds meer  en harder wordt uitgeschreeuwd, zou men dat ‘gelijkheidsbeginsel’  best eens in vraag moeten stellen.

Gelijkwaardigheid en de hiaten in de antidiscriminatiewetwetgeving

In onze grondwet is het principe vervat dat iedere burger gelijk is voor de wet. De grondwetgever  bedoeld daar  mee dat de wet voor iedere burger geldt. Sommigen menen dat te moeten interpreteren als zouden alle burgers in de wetten een gelijke, of gelijkwaardige behandeling krijgen. In feiten dienen   heel wat wetten juist om een bepaalde of beperkte groep van burgers bepaalde voorrechten te verlenen of verplichtingen op te leggen.

Een treffend voorbeeld van wetgeving die het aureool van gelijkwaardigheid krijgt toebedeeld, maar door zijn selectieve opsomming juist de ongelijkwaardigheid bevestigd, is de antidiscriminatiewetgeving. De wetgeving verbiedt discriminatie op grond van afkomst, nationaliteit, ras, huidskleur, godsdienst e.d. maar spreekt met geen woord over de discriminatie op grond van o.a. kennis, verstandelijk vermogen, functie en status.  Nogal logisch,  indien dat wel het geval zou geweest zijn, zou zij de grondvesten van onze maatschappij aantasten.

Besluit

Democratie, vrijheid, zelfontplooiing  en  rechtvaardigheid zijn niet in overeenstemming te brengen met het streven naar een maatschappij waar iedereen, onafhankelijk van zijn weten en kunnen, een gelijkwaardige behandeling krijgt en op gelijkwaardige wijze aan het maatschappelijk leven kan deelnemen.

Democratie geeft de macht aan de meerderheid. De democratische’ inspraak’ van de minderheid is zuiver informatief en in feiten niets meer dan een ‘doekje voor het bloeden’. Alleen als de ‘zwakken’ de meerderheid vormen, en zij daarvan bewust gebruik willen maken, kan democratie voor hen positief zijn, maar in desgevallend krijgt democratie meestal geen enkele kans .

De vrijheid om zichzelf te ontplooien, en de rechtvaardigheid om daar de vruchten van te plukken en zelf te beslissen wat men daar mee aanvangt, geven de meer ontwikkelde, beter gepositioneerde, en, over meer mogelijkheden en middelen beschikkende,  macht en voorrechten.  Daardoor ontstaat juist de ongelijkwaardigheid.

De wet van de jungle geldt in 2009 nog steeds. Duizenden jaren van beschaving hebben alleen de modaliteiten en de middelen aangepast waarmee zij wordt uitgevoerd.

Renaat Van Poelvoorde