Geen standpunt
van eigen fabricaat, maar van de filosoof Maarten Boudry, omdat het
volledig gelijklopend met het mijne is.
Schaf
de godsdienstvrijheid af,
als de vrijheid je
lief is
ESSAY
De Vlaamse filosoof Maarten Boudry keert zich tegen de wettelijk
geregelde godsdienstvrijheid:
ze is een onding.
In
2008 meldde de Oostenrijker Niko Alm zich bij de lokale
overheid voor zijn rijbewijs, met een pastavergiet op zijn
hoofd. Dat hoofddeksel weigerde hij af te zetten voor zijn
pasfoto. De Kerk van het Vliegende Spaghettimonster waarvan
hij lid is, zo hield Alm vol tegen de verwarde ambtenaar,
schrijft een dergelijk ornaat voor. En iemand dwingen om een
religieus hoofddeksel af te zetten, is een inbreuk op de
godsdienstvrijheid. De satirische religie van het Vliegende
Spaghettimonster (‘Pastafarisme’) werd in 2005 opgericht
door de Amerikaan Bobby Henderson. Devotionele T-shirts,
koffiemokken en andere ‘pastafernalia’ kun je met luttele
muisklikken aanschaffen. Niko Alm ging de juridische strijd
aan en won: drie jaar na zijn aanvraag pronkte hij in vol
pastafarisch ornaat op zijn rijbewijs.
In debatten over hoofddoeken, gescheiden zwemlessen,
handschudden, halalvoedsel en vrouwenbesnijdenis wordt
regelmatig geschermd met het begrip ‘godsdienstvrijheid’.
Beide kampen bedienen zich ervan. Men twist over de precieze
grenzen van die vrijheid en de afweging met andere
grondrechten, maar iedereen erkent het principe zelf. Zo
meent bijna iedereen dat expliciete oproepen tot geweld,
zoals van IS-ronselaars, niet vallen onder de
godsdienstvrijheid. Maar wat met gescheiden zwembaden,
boerkini’s, polygamie, handschudweigeraars, pastavergieten?
Worden die beschermd door de godsdienstvrijheid, of vallen
ze erbuiten? Daarover bestaat onenigheid.
Nutteloos
Deze
hele discussie is onzinnig. Ik ben nogal gesteld op onze
vrijheden, maar van mij mag godsdienstvrijheid op de schop.
Want is ze in het beste geval Nutteloos, maar meestal
Arbitrair, Discriminerend en uiteindelijk Absurd. Met een
handige afkorting: NADA.
Laat me beginnen
bij nutteloos, dus overbodig. Alle vrijheden waarop
gelovigen aanspraak kunnen maken, zitten al verankerd in de
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (vooral de
vrijheid van gedachte en geweten, en die van vereniging ,
artikelen 18, 19 & 20). Meningen horen vrij te zijn,
ongedacht of ze nu religieus heten of niet. Ieder mens
geniet de vrijheid om eender welke mening aan te hangen en
publiek uit te dragen, met de symbolen en kentekenen die hij
of zij zelf kiest, voor zover daarmee geen andere rechten en
vrijheden mee in het gedrang komen. Religieuze meningen en
expressies vallen daar automatisch onder, waardoor een
speciale grondwettelijke bescherming overbodig wordt.
Arbitrair
Zelfs
indien godsdienstvrijheid niet overbodig zou zijn, is het
beginsel nog steeds arbitrair. De afbakening van het
verschijnsel godsdienst, noodzakelijk om de
godsdienstvrijheid gestalte te geven, is namelijk
grotendeels nattevingerwerk. Er is geen antropologische
definitie van religie die bruikbaar is voor juridische
afbakeningen. Mensen overal ter wereld geloven in geesten,
goden, heksen of overleden voorouders, maar een duidelijke
samenhang of orthodoxe leer is er vaak niet. De antropoloog
Pascal Boyer verdedigt zelfs de stelling dat there is no
such thing as religion. Religie als dusdanig bestaat niet.
Een religie in onze zin van het woord ontstaat pas wanneer
een geestelijke elite probeert om de wildgroei aan
bovennatuurlijke overtuigingen en praktijken in te dammen,
en een bepaalde orthodoxie aan de gemeenschap op te leggen.
Zulke identiteitsvorming gebeurt vaak door contact met
andere volkeren en culturen. Door confrontatie met de ander,
word je meer bewust van wie je zelf bent. De restcategorie
van onorthodoxe gebruiken en geloofsinhouden wordt door
religieuze leiders aangeduid met termen als bijgeloof,
idolatrie, sekte of ketterij. Maar dat onderscheid heeft
geen enkele theoretische waard. Het is whig history,
geschiedenis geschreven door de overwinnaar. En hoe dan ook
gebeurt het met wisselend succes. Niet alleen kampen alle
religieuze leiders regelmatig met schisma’s en ketterijen,
maar gewone gelovigen vallen ook voortdurend terug op
‘theologische incorrectheid’ (D. Jason Slone): intuïtieve en
volkse geloofsovertuigingen.
De ontstaansgeschiedenis van gevestigde religies illustreert
eveneens de vage grenzen van het begrip. Het christendom
bijvoorbeeld is niet begonnen als een religie. Jezus was een
onbeduidende profeet die het einde der tijden predikte,
zoals er in afgelegen provincies van het Romeinse Rijk
zoveel rondliepen. De kleine schare volgelingen rondom hem
zou vandaag doorgaan voor een sekte. Door een samenloop van
omstandigheden gingen enkele volgelingen met Jezus’
nagedachtenis aan de haal en ontstond geleidelijk aan een
wereldreligie (of een familie van religies), volgens het
proces dat hierboven werd beschreven.
Niemand kan voorspellen welke zelfverklaarde profeten,
openbaringen en doctrines zullen uitgroeien tot mainstream
religies. De meeste bronnetjes drogen op, andere vormen te
langen leste een machtige rivier. Met enige polemische
overdrijving schreef de Amerikaan Robert Pirsig ooit: “Als
één iemand aan een waanvoorstelling lijdt, noemen we dat een
geestesziekte. Als meerdere mensen aan de waanvoorstelling
lijden, dan noemen we het religie.”
Discriminatie
Goed,
godsdienstvrijheid is dus een overbodig concept, en hoe dan
ook is de afbakening van godsdienst min of meer willekeurig.
Maar kan het kwaad dat onze grondwetten en
mensenrechtenverdragen ten overvloede aparte vermelding
maken van de vrijheid van godsdienst, hoe je dat begrip ook
definieert? Je kunt je evengoed voorstellen dat de UVRM een
aparte vermelding zou bevatten voor de vrijheid van
politieke meningen. Akkoord, niemand weet precies waar de
grens ligt tussen een politieke en een gewone mening, maar
geen zorgen, want uiteindelijk zijn het toch allemaal
meningen en vallen ze allemaal onder de vrije meningsuiting.
Desnoods kan de grondwet zelfs melding maken van de vrijheid
van meningen geuit op donderdagen. Beslist overbodig, maar
toch ook weer niet gevaarlijk?
Zo simpel is het niet. Als ergens aparte vermelding van
wordt gemaakt, nemen mensen aan dat dat niet zomaar gebeurt.
Een afzonderlijk principe genaamd godsdienstvrijheid leidt
daarom bijna onvermijdelijk tot een voorkeursbehandeling
voor meningen en praktijken die ‘godsdienstig’ heten. Dat
betekent in de eerste plaats discriminatie ten opzichte van
atheïsten en agnosten, maar ook tegenover onorthodoxe
gelovigen: ketters, hervormers, nieuwe profeten. De term
religie wordt in de praktijk immers voorbehouden voor de
meest wijdverspreide vormen van bovennatuurlijk geloof. Eén
voorbeeld: in Vlaanderen wil de minister van dierenwelzijn
een algemeen verbod op onverdoofde slacht, maar de Raad van
State oordeelde al twee keer dat zo’n verbod een inbreuk
vormt op de godsdienstvrijheid, die verankerd ligt in de
Belgische grondwet. Als dat advies wordt gevolgd, dan wordt
één en dezelfde daad - een dier de keel doorsnijden zonder
verdoving - verboden voor één bevolkingsgroep (atheïsten),
maar toegelaten voor een andere (moslims en joden). Dat is
regelrechte discriminatie.
Een gelijkaardige vorm van voorkeursbehandeling voor
religies is een wettelijk verbod op godslastering, dat sinds
2014 eindelijk uit het Nederlandse wetboek geschrapt is,
maar dat nog steeds bestaat in verschillende democratische
landen. Daarin wet krijgen gelovigen (vooral die onder het
vlaggenschip van een erkende religie meevaren) een speciale
bescherming tegen belediging. Maar waarom zouden de
gevoelens van christenen of moslims zwaarder wegen dan die
van atheïsten of andersgelovigen? Dat is opnieuw
discriminatie. Ofwel moet de wet niemand beschermen tegen
belediging (mijn voorkeur), ofwel iedereen. Maar niet enkel
mensen die toevallig religieus zijn. De aanspraken van een
gelovige en niet-gelovige moeten ‘moreel symmetrisch’ zijn,
zoals de filosoof Austin Dacey in Letter&Geest schreef.
Absurd
Dat
brengt ons bij absurd. Precies omdat de godsdienstvrijheid
een arbitraire voorkeursbehandeling inhoudt van
geloofssystemen die toevallig aan een arbitraire definitie
beantwoorden, leidt ze tot juridische absurditeiten. Door
een miskleun als godsdienstvrijheid in de grondwet op te
nemen, verplicht onze arme staat zich er zelfs toe om
antropologie en zelfs theologie te bedrijven. Heeft elke
authentieke religie een scheppingsverhaal of geloof in een
soort hiernamaals? Moet er een opperwezen zijn, of een
eredienst? Is een heilig boek noodzakelijk? Met hoeveel moet
je overigens zijn om samen een religie te vormen? Is één
roepende profeet in de woestijn voldoende?
Neem onze nogal eurocentrische focus op heilige boeken. In
de Koran staan vage bepalingen over lichaamsbedekking voor
vrouwen. Sommige moslims schermen met die verzen om te
betogen dat een boerkaverbod een schending is van hun
godsdienstvrijheid. Dan gaan voorstanders van het verbod
vervolgens datzelfde boek erop napluizen. Staat er echt
letterlijk dat het hoofd bedekt moet worden, of vindt Allah
de borststreek al voldoende?
De atheïsten Dirk Verhofstadt en Etienne Vermeersch
betoogden dat de Koran nergens de volledige
gezichtsbedekking oplegt, en dat de grote islamitische
rechtsscholen de boerka evenmin verplichten. Conclusie: de
godsdienstvrijheid wordt niet geschonden.
Maar Verhofstadt en Vermeersch zijn al te ver mee gestapt.
Stel dat de Koran wél de volledige gelaatsbedekking voor
vrouwen voorschrijft. Zouden we dan zeggen: “Het staat in
dat boek, dus moeten we het toelaten?” Natuurlijk niet. Dus
is het boek irrelevant.
Daarbij vergeten Verhofstadt en Vermeersch dat elke gelovige
de vrijheid geniet om een originele, vergezochte of ronduit
foute interpretatie van een tekst te verkiezen. Rechters
moeten zich niet met religieuze exegese inlaten, maar door
de godsdienstvrijheid kunnen ze bijna niet anders. Je kunt
zelfs een stap verder gaan. Stel dat een moslima beweert dat
het gewoon haar diepste innerlijke overtuiging is dat Allah
wil dat ze een boerka draagt, ongeacht wat de Koran of imam
zegt. Misschien heeft een aartsengel het haar
hoogstpersoonlijk ingefluisterd. Waarom zouden we haar
persoonlijke openbaring minder ernstig nemen dan een
theoloog die zich op een Boek beroept? Dan krijg je het
volgende dilemma: ofwel huldig je de macht van de
meerderheid, ofwel moet je elke hoogstpersoonlijk religieuze
openbaring een speciale bescherming geven.
Halverwege
de 20ste eeuw ontwikkelde Ron L. Hubbard, een fantast die
zijn brood verdiende met het schrijven van pulp- en
sciencefictionverhalen, een nieuwe vorm van psychotherapie.
Dianetics, een soort van doorgeslagen psychoanalyse, graaft
onbewuste herinneringen uit vorige levens op. Maar de
medische wereld beschuldigde Hubbard van gevaarlijke
kwakzalverij, en hij werd voor de rechter gesleept voor
onwettige uitoefening van de geneeskunde. Tot bankroet
gedreven, bedacht Hubbard uiteindelijk een briljante zet.
Dianetics werd omgedoopt tot een religie: ‘Scientology’.
Prompt maakte de Amerikaanse godsdienstvrijheid haar schier
ongenaakbaar, en enkele jaren later kon Hubbard profiteren
van de belastingsvrijstelling die elke religie in de V.S. te
beurt valt.
Is astrologie een religie? Naturisme? Pastafarisme?
Grappenmakers komen af op de godsdienstvrijheid als
aasvliegen op rottend karkas. Door de semantische
vrijbuiterij kan eender wie eender welke praktijk tot zijn
religie uitroepen en daar een bijzondere vorm van respect
voor afdwingen. Zet een spaghettivergiet op uw hoofd en
verhef de handen ten hemel, en bijzondere privileges zullen
uw deel zijn. Herinner je je nog de Enige en Universele
Rokerskerk? Enkele verstokte rokers hadden geen zin om zich
aan het nieuwe rookverbod in cafés houden, dus richtten ze
hun eigen kerk op, met erediensten in ‘tempels (cafés),
waarbij het geloof in de heilige Drievuldigheid van VUUR,
ROOK en AS wordt beleden. De Nederlandse rechter stapte niet
mee in de redenering van de grapjassen van de Rokerskerk.
Maar dat een rechter zich in alle ernst moet buigen over dit
soort fratsen, toont aan wat een miskleun die
godsdienstvrijheid is.
Weg ermee!
De speciale vermelding van godsdienst in onze grondwetten en
mensenrechtenverdragen heeft natuurlijk (begrijpelijke)
historische redenen. De liberale democratie ontstond in een
tijdperk waarin mensen vervolgd werden wegens opvattingen
die volgens de huidige definities voor religieus doorgaan.
(Niet onbelangrijk: die vervolging gebeurde doorgaans in
naam van andere religieuze of dogmatisch opvattingen.) In
een volwassen liberalisme echter, zoals ontwikkeld door
filosofen als Spinoza en John Stuart Mill, ressorteert de
vrijheid van religie onder een meer algemene vrijheid van
meningsuiting.
Het is dus hoog tijd om wet op de godsdienstvrijheid af te
schaffen. Religies verdienen geen voorkeursbehandeling. Alle
meningen verdienen bescherming, ook schijnbaar absurde,
schokkende of kwetsende meningen. Religieuze meningen en hun
uiterlijke
symbolen evenzeer, zij het natuurlijk begrensd door andere
vrijheden. Maar zeker niet meer.
Maarten Boudry