De droom van een ‘politiek dakloze’ man in de straat!                                      mei 2009

Bekijk de afbeelding op ware grootteMijzelf omschrijvend als een “wakkere burger”, en “een man in de straat”, ben ik iemand die het politieke en maatschappelijk leven op de voet volgt. In tegenstelling tot diegenen die politiek afdoen als ’één pot nat’, ‘postjes- en zakkenvullerij’, en bijgevolg oninteressant, geloof ik dat politiek iedereen zou moeten aangaan.

Juist de wijdverbreide  instelling dat het gros van de politici zich bezondigen aan de voorgaande omschreven bezigheden, met de desinteresse van ‘het volk’ als gevolg,  geeft de politici in feiten een vrijgeleide om meer met zichzelf en hun  eigen familie- vrienden- partij- en groepsbelang bezig te zijn, dan met het ‘algemeen’ belang.

Komt daarbij dat de gekozenen, die volgens het democratisch principe de “vertegenwoordigers des volks” zijn, in de praktijk alleen maar als vertegenwoordigers en spreekbuizen van hun partijbonzen fungeren en zich behalve tijdens de verkiezingsperiodes, niet  zo veel  bekommeren om  wat  de mensen over hen denken.

Wie zich echt aan politiek interesseert, gaat zich meestal  in één of andere partij engageren. Dikwijls ongewild en meestal onbewust, wordt hij of zij dan na verloop van tijd meegezogen in de  ‘ons kent ons’ -draaikolk, de zogenaamde samenhorigheid en het daarbij behorend groepsgevoel. Binnen de groep van ‘geestesgenoten’ wordt  voor diegenen die dat nodig achten, meestal wel enige ruimte voor kritiek gelaten, maar het partijbelang vereist dat men naar buiten uit eendrachtig en eensgezind het programma  en de uitwerking er van, overtuigend uitdraagt en ondersteunt.

Idealisten en ideologen worden (schijnbaar) graag  in de partijarmen gesloten. Althans,  voor zover zij zich beperken tot deemoedige medewerking aan allerlei activiteiten, en na op interne vergaderingen hun woordje gezegd te hebben, niet gaan eisen dat  wat men zegt , ook werkelijk uitgevoerd wordt. 

Eerder genoemden ( idealisten en ideologen) zijn echter zeldzaam binnen een politieke partij. Dat komt omdat hun idealen en ideologie sterk onder druk komen te staan vanwege de mogelijke voordelen die een militant partijlidmaatschap na enige tijd met zich mee kan brengen. Vooral  patijen die regelmatig aan het beleid deelnemen, hebben  hun tenttakels wijd verspreidt over de ambtenarij, overheidsbedrijven en parastatalen. Doordat vrijwel  alle gekozenen en militanten, of één hunner naaste familieleden, door tussenkomst of voorspraak van een invloedrijk  mandataris , een job bij de overheid of de partij zelf hebben, zijn zij schatplichtig geworden aan de partij.

Partijleidingen weten dan ook als geen ander het gezegde, “wiens brood men eet, diens woord men spreekt” te (mis-)gebruiken en waar te maken. De zo hoog in het vaandel gedragen democratie binnen de politieke partijen  is  niets meer of minder dan een schoolvoorbeeld van een ‘contradictio in terminis’  

Wegens mijn sociaal engagement zag ook ik, jaren geleden mijn actieve medewerking in partijbesturen als een noodzaak om mijn bijdrage aan de maatschappij te leveren. Mijn weigering om het even welk voordeel of mandaatkandidatuur te aanvaarden, stelde mij in staat om zowel  mijn eigen ideeën als mijn kritiek , zowel naar binnen als naar buiten te brengen.

Vandaag ben ik partij-dakloos geworden. De vroegere duidelijke kloof tussen (sociaaleconomisch) links en rechts, is mede als gevolg van de welvaart, vrijwel dichtgeslibd. Omdat het gros van de ‘kiesvis’ nu eenmaal in de ‘centrumvijver’ vertoeft, gaan alle partijen daar hun netten  uitzetten. In de eenentwintigste eeuw  heeft in dit land de duidelijkheid plaatsgemaakt voor vaagheid en interpretatie. Eerlijkheid en standvastigheid, zijn vervangen door ‘leugens om bestwil’  en voorwaardelijke beloften. Principes hebben plaats geruimd voor  gemanipuleerde menselijkheid en dubbelzinnig begrip.

Uitgezonderd enkele extreem linkse splinterpartijtjes, beantwoordt geen enkele linkse (of zichzelf links noemende)partij aan wat het oorspronkelijk ‘socialisme’ (ook vandaag nog) inhoudt: niet alleen de gevolgen van- , maar ook het kapitalisme zèlf bestrijden, en streven naar een maatschappijvorm waar iemands individuele welvaart niet afhankelijk is van afkomst, status, kennis, vaardigheden of mogelijkheden, maar van het gezamenlijk maatschappelijk vermogen.

De extreem linkse partijtjes zoals LSP en PVDA (het vroegere AMADA) mogen dan wel de Marxistische principes aanhangen, hun gebruik van oubollige begrippen als ‘arbeidersstrijd’ en  ‘strijd aan de fabriekspoorten’ maakt de kritiek over hun onrealistisch voorbijgestreefd en nostalgisch verhaal eerder geloofwaardig.

Voorlopig blijft het in België dus wachten op een partij zoals de Nederlandse SP, maar dan wel ontdaan van de daar nog licht aanwezig calvinistische trekjes.

Zoals men ziet, ook ik heb een droom…

 

Renaat van Poelvoorde