Informatie,
desinformatie en volksverlakkerij 10 april 2006
De tijdsperiode 1990- 2010
zal in de geschiedenisboeken van de 22ste eeuw (voor zover die er
ooit komt) gekenmerkt worden als de periode waarin communicatie en
informatieverstrekking tot een kunstvorm werd verheven. Kritische
geschiedschrijvers zullen het de ‘desinformatieperiode’ noemen, omdat het ons
niet zozeer te doen was te informeren en te communiceren, dan wel om aan
manipulatie en aan hersenspoeling te doen.
Bedrieglijke reclame,
verdraaiingen van halve waarheden, onbegrijpbaar taalgebruik tot complete
volksverlakkerij, zijn van alle tijden en werden in de geschiedenis vooral
gebruikt door dictators. Sinds het einde van de 20ste eeuw hebben
wereldwijd ook democratische regimes de voordelen ervan weten te waarderen. De
relatie tussen verkoper en klant, werkgever en werknemer, politieker, media en
burger, worden heden ten dage zodanig door deze vormen van communicatie
beheerst, dat men inzichtelijk aardig uit de kluiten moet gewassen zijn om er
de spreekwoordelijke bijl niet bij neer te leggen.
Reclame welke zich in zijn
oorsprong beperkte tot het kenbaar maken van nieuwe producten, en er de
mogelijkheden van in het licht te stellen of belanghebbenden te wijzen op
uitzonderlijke koopjes, is één van de essentiële voorwaarden geworden om in
onze maatschappij van overconsumptie producten of diensten aan de man te
brengen. Het al of niet succesrijk op de markt brengen hangt niet zozeer af van
de kwaliteit, bruikbaarheid en/of prijs, dan wel van de mate waarin de gevoerde
reclamecampagne de potentiële consument er kan van overtuigen dat hij bij zijn
streven naar welvaart, welzijn en geluk, het betrokken product, zoniet een
noodzaak, dan toch een goede hulp is.
Ondanks dat moderne reclameboodschappen bol staan van de meest onzinnige en onware
producteigenschappen, slagen hooggeschoolde reclamegoeroes via allerlei
spitsvondigheden de wettelijke verboden op ‘bedrieglijke’ reclame’ vakkundig te
omzeilen.
Ook overheden, partijen en
politiekers hebben het nut van de communicatiewetenschap ontdekt, en maken daar
steeds meer gebruik van om hun ‘product’ aan de man te brengen. Zoals bij
reclameboodschappen van een industrieel product, de noodzaak en opportuniteit
ervan ondergeschikt zijn, zo ook is bij de communicatie van overheden,
politieke partijen en politici naar burgers toe, de vorm en verpakking datgene
wat de inhoud moet doen vervagen of zelfs helemaal verdoezelen. Men maakt
dankbaar gebruik van de intellectuele luiheid van het gros van de bevolking om
zijn boodschap door middel van oneliners en slogans over te brengen, bij
voorkeur via een sexy figuur of een knap
gezicht. De inhoudelijke communicatie blijft men enkel nog voorbehouden voor
een kleine groep geëngageerden.
Het overbrengen of ‘verkopen’
van een product, boodschap, idéé of visie, is de belangrijkste doelstelling van
communicatie. Het verstrekken van informatie, al dan niet gekleurd, verdraaid,
vervalst, of ronduit gelogen, is het middel daartoe. Hoe meer iemand elk der
genoemde facetten ten gepaste tijde en op de juiste wijze weet te gebruiken,
hoe beter hij de kunst van het communiceren beheerst.
Eén onderdeel van
communicatie komt zowel bij de commerciële reclame, als in de politiek zelden
of in heel beperkte mate voor: het luisteren naar wat de ‘klant’ wilt, het
luisteren naar wat ‘de burger’ denkt en te zeggen heeft. (en daar rekening mee
houden) Maar echt kwalijk nemen kan men dat niet doen omdat mag aangenomen
worden dat de ‘klant’ of de burger dat gemakshalve zelf zo wilt.
En daarom is ook in de
politiek, desinformatie en volksverlakkerij succesvol en lonend.
Renaat van Poelvoorde