Juli 2019 

De geschiedenis leert ons dat het met immigratie wel goed komt? Juist niet, zegt Steije Hofhuis, cultuurhistoricus aan de universiteit van Utrecht . Volgens hem voeren wij een experiment uit zonder weerga.

We hebben ze afgelopen jaar veel gehoord. Mensen die kritiek hebben op immigratie, die boos of bang worden omdat in hun ogen te veel vluchtelingen naar Nederland komen, die zich zorgen maken over te grote culturele verschillen. Sommigen overdrijven de gevaren, of wakkeren zelfs angst aan. Maar je hebt ook kalmerende, bedachtzame stemmen, die zeggen dat een brede historische blik laat zien dat we met een heel gewoon fenomeen te maken hebben, dat migratiestromen onvermijdelijk zijn. Ze horen erbij, en ja, ze leveren spanningen op, maar als we een beetje geduld hebben, komt het allemaal op zijn pootjes terecht. Als er al iets is dat we moeten vrezen, zijn het toch eerder die paniekerige stemmingmakers.

Hoe verleidelijk die geruststellingen ook klinken, ze zijn onterecht. Ze berusten op interpretaties van het verleden die sterk ideologisch vervormd zijn. Onze aanpak van migratie en integratie is vanuit historisch perspectief juist zonder precedent. En dat maakt de uitkomst volkomen ongewis. Wie naar de geschiedenis kijkt, heeft eerder reden om wel ongerust te zijn.

 

Begrenzingen

Waar de geruststellende opiniemakers graag over beginnen, is de aard van de migratie zelf. Immigratie is nu eenmaal van alle tijden, zeggen ze. Mensen die denken dat migratiestromen zich laten sturen, voeren een naïef achterhoedegevecht. Geert Mak pleit er bijvoorbeeld voor dat we vluchtelingen én arbeidsmigranten de kans bieden hier een nieuw bestaan op te bouwen. Dat is 'ook doodnormaal. Dat is altijd zo geweest'. De dichter Ilja Leonard Pfeiffer trekt een vergelijkbare historische les: 'De geschiedenis leert dat massale migratie niet valt te stoppen.' Dat veel Haagse politici dit inzicht niet tot zich hebben laten doordringen, maakt Pfeijffer 'witheet van woede'.

In de wereldgeschiedenis wemelt het juist van de effectief begrensde migratiestromen. Doorgaans hadden mensen helemaal niet de mogelijkheid zich te vestigen op een plek naar keuze, laat staan dat het 'doodnormaal' was. De Europese steden werden met al hun unieke vrijheden ooit achter stevige muren groot. Om demografisch op peil te blijven, hadden ze immigranten nodig, maar vreemdelingen die als ongewenst werden ervaren, hielden ze buiten die muren.

Zelfs in het klassieke immigratieland Amerika waren de grenzen lang niet altijd open. Vanaf de vroege jaren twintig tot midden jaren zestig hanteerde het land een strikt quotasysteem waarmee impopulaire immigratie aan banden werd gelegd. Wat de geschiedenis dus leert, is juist dat massale migratie wel valt te stoppen.

Voor de Eerste Wereldoorlog

De voorstanders van vrije migratie verwijzen graag naar de periode voor de Eerste Wereldoorlog. Om zijn 'altijd geweest' te onderbouwen, heeft Geert Mak het over de vele Europeanen die rond 1900 ongehinderd naar Amerika vertrokken. In een pleidooi voor open grenzen stelt ook de journalist Rutger Bregman ons deze periode ten voorbeeld. 'Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog bestonden grenzen vooral op papier', schrijft hij bij De Correspondent. Landen die nog aan paspoortcontrole deden, werden als onderontwikkeld beschouwd. Iedereen kon volgens Bregman vrijelijk heen en weer reizen, en dit gaf bijvoorbeeld Ieren en Italianen de kans in Amerika aan hun armoede te ontsnappen. Helaas, treurt hij, maakte de Eerste Wereldoorlog aan deze situatie onnodig een einde.

Maar het tijdperk voor de Eerste Wereldoorlog was helemaal niet zo grenzeloos. Het was weliswaar een periode van relatieve openheid, maar veel ontwikkelde landen namen tal van maatregelen om immigratie te beperken. De Nederlandse vreemdelingenwet van 1849 bood mogelijkheden om mensen uit te zetten die zichzelf niet konden onderhouden, of wellicht een gevaar vormden voor de openbare orde. Groot-Brittannië had sinds 1905 zijn Aliens Act, waarmee onder meer de toegang van veel Oost-Europeanen en mogelijke criminelen werd beperkt. En immigratielanden als Amerika, Canada, Brazilië en Australië wierpen barrières op voor Aziaten. Met de Chinese Exclusion Act van 1882 werd de Amerikaanse grens voor Chinezen bijvoorbeeld gesloten.

Wat ook onbesproken blijft, is dat Amerika na de toestroom van voor de Eerste Wereldoorlog zo ongeveer op ontploffen stond. De vrees was wijdverbreid dat het land door verlies aan een gemeenschappelijke identiteit uit elkaar zou vallen. Er waren relletjes, lynchings en van grote delen van de Amerikaanse bevolking maakte zich een steeds agressiever nationalisme meester. Toen Amerika toetrad tot de Eerste Wereldoorlog ontlaadde deze spanning zich in een brute afrekening met de Duitse Amerikanen. Het is de vraag wat er verder nog was gebeurd als de grenzen toen niet waren gesloten. Maar dat werden ze wel, en niet alleen omdat de Eerste Wereldoorlog uitbrak, ook omdat Amerika niet het immigratieparadijs was dat sommigen er nu van maken.

Zwerfkinderen in New York, 1895. Beeld Jacob A. Rissy / Getty

Vereiste aanpassing

Het vroegere Amerika wordt graag als lichtend voorbeeld aangehaald. De komst van Ieren en Italianen gaf in eerste instantie weliswaar spanningen, maar uiteindelijk werden ze Amerikaanser dan de Amerikanen. Wie zou zich nog een VS zonder hen kunnen voorstellen? Het succesmodel dat hieraan ten grondslag lag, zou ons volgens Geert Mak ook nu nog kunnen inspireren. Het zou laten zien dat de wens van sommige Nederlandse politici immigranten te laten assimileren juist contraproductief werkt. Want, zo schrijft Mak in zijn pamflet Gedoemd tot kwetsbaarheid: 'Wat was immers de succesformule van de Amerikaanse meltingpot? Dat iedere immigrant vrij was om tot op grote hoogte zichzelf te blijven, zo zijn zelfrespect en zijn identiteit behield, en juist vanuit die zekerheden met groot enthousiasme deelnam aan het gezamenlijke Amerikaanse experiment.' De spanningen nu komen volgens hem dus niet door te veel, maar juist door te weinig multiculturalisme.

Maar in Amerika ging het er bepaald niet zo vriendelijk en multicultureel aan toe. Op veel momenten in de geschiedenis heeft Amerika van zijn immigranten op botte wijze aanpassing geëist. Vooral de decennia rond de Eerste Wereldoorlog vallen daarbij op. Het werd indertijd breed uitgedragen dat immigranten 100 procent Amerikaans moesten worden. Schoolkinderen moesten opstaan voor de nationale vlag en Amerikaanse gewoontes werden actief bijgebracht. In Nederland vragen mensen zich weleens grappend af of aanpassing van immigranten betekent dat ze nu ook boerenkool moeten gaan eten. Maar in het vroegere immigratieland Amerika kon het dus echt zo gaan. Italiaanse immigranten kregen bijvoorbeeld mensen op bezoek die kwamen melden dat ze als echte Amerikanen in de ochtend oatmeal moesten eten - wat Italianen als veevoeder beschouwden.

En het kon nog veel dwingender. De grootste minderheid vormden indertijd de Duitse Amerikanen, en het opkomende Duitse nationalisme oefende op veel van hen aantrekkingskracht uit. Geleidelijk groeide de druk om deze loyaliteit los te laten. Maar veel Duitse Amerikanen waren dit niet van plan. Zoals de voorzitter van de 2,5 miljoen leden tellende National German-American Alliance het uitdrukte: 'Niemand zal ons bereid vinden over te stappen naar een mindere cultuur. We zullen niet toestaan dat een tweeduizend jaar oude cultuur in dit land neergehaald wordt. En dat zal alleen lukken als we samen sterk blijven en de duistere geest van dwang en bigotterie trotseren zoals Siegfried ooit de draak versloeg'.

Gezondheidscontrole op Ellis Island, New York, 1920. Beeld Universal History Archive / UIG

Vlaggen kussen en boeken verbranden

Toen Amerika ging deelnemen aan de Eerste Wereldoorlog werd met die Duitse identiteit korte metten gemaakt. Beelden van Goethe en Schiller werden vernield, op de lessen Duits kwam in veel staten een verbod, en bij Duitse kerken gingen ramen eraan. Om hun loyaliteit aan Amerika te tonen, moesten Duitse Amerikanen op veel plekken publiekelijk dingen doen zoals knielend de Amerikaanse vlag kussen en Duitse boeken verbranden. Wie niet aan dit soort rituelen wenste mee te werken liep het risico aan telefoonkabels om de nek door de straten te worden gesleurd of letterlijk een behandeling met pek en veren te krijgen. In het stadje Colllinsville in Illinois werd een Duitse Amerikaan door een menigte gelyncht. Een jury sprak de daders vrij. De Washington Post, die eerder al had geschreven dat een paar lynchings van disloyale mensen best moest kunnen, omschreef de uitspraak als 'een gezonde en waarachtige opleving in het hart van het land'.

Het effect was dat veel Duitse Amerikanen geheel overstapten op het Engels, de eigen etnische clubs verlieten en namen veranderden van Schmidt naar Smith of van Schwarz naar Black.

Vergelijkbare spanningen deden zich later voor met de Italiaanse Amerikanen. In de jaren dertig was de dictator Benito Mussolini onder hen razend populair, dus toen Amerika met hem in oorlog raakte, kwamen zij onder de verdenking van disloyaliteit te staan. Velen werden preventief opgesloten. Pas nadat veel soldaten van Italiaanse afkomst hun leven voor het nieuwe vaderland hadden gegeven, werd van overheidswege bekendgemaakt dat dit reden gaf voor vertrouwen.

Behandeling

Maar ook zonder een oorlog kon de behandeling van immigranten in Amerika erg onvriendelijk zijn. Het katholicisme van de Ierse immigranten riep bij veel gevestigde protestanten in het midden van de 19de eeuw bijvoorbeeld veel weerstand op. In steden als Boston en Philadelphia zijn bij dagenlange rellen katholieke kerken en hele Ierse woonblokken in puin gelegd. En de Chinezen? Die hebben het misschien wel het ergst te verduren gehad. In Californië werden ze geregeld in elkaar geslagen, de staart afgeknipt, of gelyncht. Pas na de immigratiestop van 1882 begon de zaak enigszins te kalmeren.

Nu heeft Amerika in vergelijking met andere samenlevingen op verschillende momenten wel relatief veel ruimte aan immigranten gegeven om eigen identiteiten te cultiveren, en de rechtsstaat bood bescherming. In Brazilië bijvoorbeeld, een land dat ook miljoenen Europese immigranten opnam, ging de assimilatiedruk nog verder. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd met de Duitse immigranten nog harder afgerekend. Kantoren, krantenredacties en ook honderden woningen werden geplunderd en vernield. En in de jaren dertig en veertig voerde het land de politiek van de Brasilidade: een project om via de radio, het onderwijs, de kerk en gezamenlijke feestdagen de hele bevolking van een Braziliaanse identiteit te doordringen. Media in buitenlandse talen of zelfs in het openbaar een andere taal spreken, werden verboden. Scholen konden alleen worden geleid door iemand die in Brazilië geboren was, en het patriottische onderwijsprogramma werd erop afgestemd kinderen van andere identiteiten los te weken.

Als Geert Mak gelijk zou hebben, zouden immigranten in Brazilië zich daardoor heel onzeker zijn gaan voelen, en om die reden juist sterker aan hun identiteit zijn blijven vasthouden. Het tegendeel is waar. Identiteiten verdwenen in Brazilië in sterkere mate dan in de VS. De Amerikaanse antropoloog Paul Kottak beschrijft hoe hij eens in Braziliaanse steden naar de etnische Italiaanse of Poolse wijken informeerde. Die kende hij immers uit eigen land. Het riep vooral vraagtekens op.

Italiaanse immigranten wachten om zich aan te melden Ellis Island, New York. Beeld Lewis Hine / Bettman Archive / Getty

Gouden Eeuw

Onze eigen Gouden Eeuw komt ook altijd weer terug. Vooral de Leidse hoogleraar geschiedenis Leo Lucassen haalt de periode graag aan. Het was volgens hem een tijd waarin 'de massa-immigratie Nederland rijk heeft gemaakt'. In tegenstelling tot nu werd er op een positieve manier over immigratie gedacht. 'Het interesseerde de stedelijke overheid eigenlijk heel weinig of mensen zich snel of minder snel aanpasten.' De komst van de immigranten had voor de gevestigde bevolking weliswaar ook nadelen, zoals criminaliteit en culturele verschillen, maar dat namen de 17de-eeuwers 'op de koop toe'. Hier en daar zegt Lucassen wel iets over de discriminatie van Joden of restricties in economisch slechtere tijden, maar hij heeft het toch vooral over 'het relatieve gemak waarop integratie na enkele generaties voltooid was'. Volgens Lucassen kunnen we daarom onze grenzen ook vandaag de dag met een gerust hart openen. Het verleden leert dat het wel goed komt.

Nu heeft hij beslist gelijk dat de bloei van de Gouden Eeuw zonder immigranten ondenkbaar was, maar het ontspannen beeld dat hij ons voorspiegelt is op zijn minst twijfelachtig. Neem bijvoorbeeld de vele immigranten die in de 17de eeuw uit Duitsland en Scandinavië naar Nederlandse steden kwamen. Veel Nederlanders van nu zal het verschil tussen luthers en calvinistisch protestantisme weinig meer zeggen, maar in die tijd vond men het nogal wat dat de immigranten doorgaans luthers waren. Dat gaf spanningen met het hier dominante calvinisme, en de lutheranen werd duidelijk gemaakt dat ze vooral goed hun plek moesten kennen.

Zo was het ze in Amsterdam weliswaar toegestaan om een eigen kerk te bouwen op het Spui, maar dan wel eentje die nauwelijks als zodanig herkenbaar was en waar beslist geen toren op mocht. Verder kregen lutheranen geen toegang tot bestuurlijke functies en was kritiek op het calvinisme verboden. Zulke grenzen werden nauwlettend bewaakt. Toen in Amsterdam een luthers pamflet circuleerde met kritiek op de calvinistische predestinatieleer, werden verschillende lutheranen meteen uit de stad verbannen. Dat lutheranen in Leiden boven de ingang van een huiskerk 'hier is de poort des hemels' hadden opgeschreven, werd als een onacceptabele provocatie opgevat. Onder toezicht moesten de woorden weer worden uitgebikt. In Alkmaar waren de lutheranen begonnen aan de bouw van een kerk, maar gaf het stadsbestuur de opdracht het gebouw weer af te breken. Misschien niet gek dat lutheranen vaak op het calvinisme overstapten.

Discriminatieregime

En dan waren de lutheranen nog een groep met relatief veel vrijheden. Voor joodse immigranten of voor katholieken gold een strenger discriminatieregime.

Bovendien was men in de Gouden Eeuw zeer bevreesd voor wat men nu zou kunnen omschrijven als een 'aanzuigende werking'. Om te voorkomen dat mensen van elders gebruik konden maken van verzorgingsinstellingen waren er tal van uitsluitende maatregelen. Voor het beperken van criminaliteit hadden de 17de-eeuwse Nederlanders hun methodes. Lijfstraffen en de doodstraf bijvoorbeeld. En de arbeidsmarkt? Daar waren de beste banen gereserveerd voor de ingeborenen en moesten nieuwkomers het doorgaans doen met wat er overbleef.

Voor immigranten bestond wel de mogelijkheid burger van de stad te worden, waarmee rechten werden verkregen. Maar ook daar vallen de strikte voorwaarden op. Het was in principe exclusief, kostte veel geld en er moest een burgereed van trouw worden afgelegd. Wie die verbrak verloor zijn eer, zijn burgerschap en bij ernstige vergrijpen wachtte de dood. Dat de Gouden Eeuw een reputatie heeft van tolerantie komt vooral doordat het er naar de standaarden van die tijd nog alleszins ruimdenkend was.

Oppassen

We moeten oppassen voor een verregaand gefotoshopt, of zelfs imaginair beeld van het migratieverleden. Dat wordt vaak opgeroepen om omvangrijke immigratie en een multicultureel georiënteerde integratiepolitiek te legitimeren. Maar het klopt niet. Die combinatie is historisch gezien niet doodnormaal, de geschiedenis toont ons dat we in werkelijkheid bezig zijn met een nog niet eerder vertoond sociaal experiment.

Dat wil niet zeggen dat het om die reden een slecht idee is. De parlementaire democratie, het vrouwenkiesrecht en de verzorgingsstaat waren ooit ook experimenten, en weinig mensen zullen er nog vanaf willen. En de botte, zo niet brute methodes van het 17de-eeuwse Nederland en het vroegere Amerika geven ruimschoots aanleiding om het nu op een andere manier te willen doen.

Maar laten we er dan eerlijk bij zeggen dat het iets nieuws is. Dat maakt het experiment misschien moeilijker te verkopen aan een sceptisch publiek, maar het ligt wel dichter bij de waarheid en verkleint de kans op inschattingsfouten: we krijgen beter zicht op de mogelijke risico's.

Onderling vertrouwen

In tegenstelling tot nu hielden vroegere immigratiesamenlevingen meer de regie over wie er binnenkwam. En de gevestigde identiteiten werden met onvergelijkbaar veel meer assertiviteit gehandhaafd. De immigrantengroepen van vroeger hebben zich uiteindelijk op wezenlijke punten aangepast en zijn zo in hun nieuwe samenleving opgegaan. Dat ging niet alleen vanzelf, het werd ook afgedwongen. Veel westerse landen, ook Nederland, kiezen nu veel minder voor dergelijke vormen van dwang. Dat hoeft niet per se tot heel andere uitkomsten te leiden, maar het zou wel degelijk kunnen. Bijvoorbeeld als het gaat om culturele aanpassing en de loyaliteit van immigranten aan het land waar ze wonen. Voor een goed functionerende samenleving lijkt een zekere basis van onderling vertrouwen nodig. Als grote groepen van de bevolking hun culturele en politieke loyaliteit elders hebben liggen, kan dat lastig worden.

We zien vanuit immigrantengroepen eveneens tendensen om de religieuze en politieke censuur uit de landen van herkomst ook hier aan de rest van de bevolking op te leggen. We weten niet of dit vanzelf weer over gaat, noch dat het hierbij zal blijven, want in het verleden lieten immigratiesamenlevingen het zo ver niet komen. Het is twijfelachtig of dit alles het recept vormt voor een stabiel samenlevingstype.

Geen reden tot geruststelling

In de hedendaagse aanpak wordt ook veel minder dan vroeger rekening gehouden met de belangen en identiteiten van de gevestigde bevolking. Het is dus ook niet zo vreemd dat delen protesteren. Niet alleen in Nederland valt op dat dit protest steeds omvangrijker en vooral ook steeds grimmiger en onredelijker wordt.

De migratiegeschiedenis geeft ons in dat opzicht geen reden tot geruststelling. Er zijn juist genoeg redenen om ongerust te zijn. De geschiedenis kan ons in huidige dilemma's geen eenduidige noch dwingende instructies bieden. Maar als we willen leren van het verleden, laten we dat dan doen op basis van correcte historische informatie. En inzien dat die ook reden kan zijn om ons experiment minder riskant te maken. Dat het misschien juist op grond van de geschiedenis verstandig is de regie over de toestroom beter in handen te krijgen en met meer assertiviteit de gevestigde identiteiten te handhaven.

Steije Hofhuis, cultuurhistoricus aan de Universiteit Utrecht