De geschiedenis leert ons dat het met
immigratie wel goed komt? Juist niet, zegt Steije Hofhuis,
cultuurhistoricus aan de universiteit van Utrecht . Volgens hem
voeren wij een experiment uit zonder weerga.
We hebben ze afgelopen jaar veel gehoord.
Mensen die kritiek hebben op immigratie, die boos of bang worden
omdat in hun ogen te veel vluchtelingen naar Nederland komen, die
zich zorgen maken over te grote culturele verschillen. Sommigen
overdrijven de gevaren, of wakkeren zelfs angst aan. Maar je hebt
ook kalmerende, bedachtzame stemmen, die zeggen dat een brede
historische blik laat zien dat we met een heel gewoon fenomeen te
maken hebben, dat migratiestromen onvermijdelijk zijn. Ze horen
erbij, en ja, ze leveren spanningen op, maar als we een beetje
geduld hebben, komt het allemaal op zijn pootjes terecht. Als er al
iets is dat we moeten vrezen, zijn het toch eerder die paniekerige
stemmingmakers.
Hoe verleidelijk die geruststellingen ook klinken, ze zijn
onterecht. Ze berusten op interpretaties van het verleden die sterk
ideologisch vervormd zijn. Onze aanpak van migratie en integratie is
vanuit historisch perspectief juist zonder precedent. En dat maakt
de uitkomst volkomen ongewis. Wie naar de geschiedenis kijkt, heeft
eerder reden om wel ongerust te zijn.
Begrenzingen
Waar de geruststellende opiniemakers graag
over beginnen, is de aard van de migratie zelf. Immigratie is nu
eenmaal van alle tijden, zeggen ze. Mensen die denken dat
migratiestromen zich laten sturen, voeren een naïef
achterhoedegevecht. Geert Mak pleit er bijvoorbeeld voor dat we
vluchtelingen én arbeidsmigranten de kans bieden hier een nieuw
bestaan op te bouwen. Dat is 'ook doodnormaal. Dat is altijd zo
geweest'. De dichter Ilja Leonard Pfeiffer trekt een vergelijkbare
historische les: 'De geschiedenis leert dat massale migratie niet
valt te stoppen.' Dat veel Haagse politici dit inzicht niet tot zich
hebben laten doordringen, maakt Pfeijffer 'witheet van woede'.
In de wereldgeschiedenis wemelt het juist van de effectief begrensde
migratiestromen. Doorgaans hadden mensen helemaal niet de
mogelijkheid zich te vestigen op een plek naar keuze, laat staan dat
het 'doodnormaal' was. De Europese steden werden met al hun unieke
vrijheden ooit achter stevige muren groot. Om demografisch op peil
te blijven, hadden ze immigranten nodig, maar vreemdelingen die als
ongewenst werden ervaren, hielden ze buiten die muren.
Zelfs in het klassieke immigratieland Amerika waren de grenzen lang
niet altijd open. Vanaf de vroege jaren twintig tot midden jaren
zestig hanteerde het land een strikt quotasysteem waarmee
impopulaire immigratie aan banden werd gelegd. Wat de geschiedenis
dus leert, is juist dat massale migratie wel valt te stoppen.
Voor de Eerste Wereldoorlog
De voorstanders van vrije migratie verwijzen
graag naar de periode voor de Eerste Wereldoorlog. Om zijn 'altijd
geweest' te onderbouwen, heeft Geert Mak het over de vele Europeanen
die rond 1900 ongehinderd naar Amerika vertrokken. In een pleidooi
voor open grenzen stelt ook de journalist Rutger Bregman ons deze
periode ten voorbeeld. 'Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog
bestonden grenzen vooral op papier', schrijft
hij bij De Correspondent. Landen die nog
aan paspoortcontrole deden, werden als onderontwikkeld beschouwd.
Iedereen kon volgens Bregman vrijelijk heen en weer reizen, en dit
gaf bijvoorbeeld Ieren en Italianen de kans in Amerika aan hun
armoede te ontsnappen. Helaas, treurt hij, maakte de Eerste
Wereldoorlog aan deze situatie onnodig een einde.
Maar het tijdperk voor de Eerste Wereldoorlog was helemaal niet zo
grenzeloos. Het was weliswaar een periode van relatieve openheid,
maar veel ontwikkelde landen namen tal van maatregelen om immigratie
te beperken. De Nederlandse vreemdelingenwet van 1849 bood
mogelijkheden om mensen uit te zetten die zichzelf niet konden
onderhouden, of wellicht een gevaar vormden voor de openbare orde.
Groot-Brittannië had sinds 1905 zijn Aliens Act, waarmee onder meer
de toegang van veel Oost-Europeanen en mogelijke criminelen werd
beperkt. En immigratielanden als Amerika, Canada, Brazilië en
Australië wierpen barrières op voor Aziaten. Met de Chinese
Exclusion Act van 1882 werd de Amerikaanse grens voor Chinezen
bijvoorbeeld gesloten.
Wat ook onbesproken blijft, is dat Amerika na de toestroom van voor
de Eerste Wereldoorlog zo ongeveer op ontploffen stond. De vrees was
wijdverbreid dat het land door verlies aan een gemeenschappelijke
identiteit uit elkaar zou vallen. Er waren relletjes, lynchings en
van grote delen van de Amerikaanse bevolking maakte zich een steeds
agressiever nationalisme meester. Toen Amerika toetrad tot de Eerste
Wereldoorlog ontlaadde deze spanning zich in een brute afrekening
met de Duitse Amerikanen. Het is de vraag wat er verder nog was
gebeurd als de grenzen toen niet waren gesloten. Maar dat werden ze
wel, en niet alleen omdat de Eerste Wereldoorlog uitbrak, ook omdat
Amerika niet het immigratieparadijs was dat sommigen er nu van
maken.
Zwerfkinderen in New York, 1895. Beeld
Jacob A. Rissy / Getty
Vereiste aanpassing
Het vroegere Amerika wordt graag als lichtend
voorbeeld aangehaald. De komst van Ieren en Italianen gaf in eerste
instantie weliswaar spanningen, maar uiteindelijk werden ze
Amerikaanser dan de Amerikanen. Wie zou zich nog een VS zonder hen
kunnen voorstellen? Het succesmodel dat hieraan ten grondslag lag,
zou ons volgens Geert Mak ook nu nog kunnen inspireren. Het zou
laten zien dat de wens van sommige Nederlandse politici immigranten
te laten assimileren juist contraproductief werkt. Want, zo schrijft
Mak in zijn pamflet Gedoemd tot kwetsbaarheid: 'Wat was immers de
succesformule van de Amerikaanse meltingpot? Dat iedere immigrant
vrij was om tot op grote hoogte zichzelf te blijven, zo zijn
zelfrespect en zijn identiteit behield, en juist vanuit die
zekerheden met groot enthousiasme deelnam aan het gezamenlijke
Amerikaanse experiment.' De spanningen nu komen volgens hem dus niet
door te veel, maar juist door te weinig multiculturalisme.
Maar in Amerika ging het er bepaald niet zo vriendelijk en
multicultureel aan toe. Op veel momenten in de geschiedenis heeft
Amerika van zijn immigranten op botte wijze aanpassing geëist.
Vooral de decennia rond de Eerste Wereldoorlog vallen daarbij op.
Het werd indertijd breed uitgedragen dat immigranten 100 procent
Amerikaans moesten worden. Schoolkinderen moesten opstaan voor de
nationale vlag en Amerikaanse gewoontes werden actief bijgebracht.
In Nederland vragen mensen zich weleens grappend af of aanpassing
van immigranten betekent dat ze nu ook boerenkool moeten gaan eten.
Maar in het vroegere immigratieland Amerika kon het dus echt zo
gaan. Italiaanse immigranten kregen bijvoorbeeld mensen op bezoek
die kwamen melden dat ze als echte Amerikanen in de ochtend oatmeal
moesten eten - wat Italianen als veevoeder beschouwden.
En het kon nog veel dwingender. De grootste minderheid vormden
indertijd de Duitse Amerikanen, en het opkomende Duitse nationalisme
oefende op veel van hen aantrekkingskracht uit. Geleidelijk groeide
de druk om deze loyaliteit los te laten. Maar veel Duitse Amerikanen
waren dit niet van plan. Zoals de voorzitter van de 2,5 miljoen
leden tellende National German-American Alliance het uitdrukte:
'Niemand zal ons bereid vinden over te stappen naar een mindere
cultuur. We zullen niet toestaan dat een tweeduizend jaar oude
cultuur in dit land neergehaald wordt. En dat zal alleen lukken als
we samen sterk blijven en de duistere geest van dwang en bigotterie
trotseren zoals Siegfried ooit de draak versloeg'.
Gezondheidscontrole op Ellis Island, New York, 1920. Beeld
Universal History Archive / UIG
Vlaggen kussen en boeken verbranden
Toen Amerika ging deelnemen aan de Eerste
Wereldoorlog werd met die Duitse identiteit korte metten gemaakt.
Beelden van Goethe en Schiller werden vernield, op de lessen Duits
kwam in veel staten een verbod, en bij Duitse kerken gingen ramen
eraan. Om hun loyaliteit aan Amerika te tonen, moesten Duitse
Amerikanen op veel plekken publiekelijk dingen doen zoals knielend
de Amerikaanse vlag kussen en Duitse boeken verbranden. Wie niet aan
dit soort rituelen wenste mee te werken liep het risico aan
telefoonkabels om de nek door de straten te worden gesleurd of
letterlijk een behandeling met pek en veren te krijgen. In het
stadje Colllinsville in Illinois werd een Duitse Amerikaan door een
menigte gelyncht. Een jury sprak de daders vrij. De Washington Post,
die eerder al had geschreven dat een paar lynchings van disloyale
mensen best moest kunnen, omschreef de uitspraak als 'een gezonde en
waarachtige opleving in het hart van het land'.
Het effect was dat veel Duitse Amerikanen geheel overstapten op het
Engels, de eigen etnische clubs verlieten en namen veranderden van
Schmidt naar Smith of van Schwarz naar Black.
Vergelijkbare spanningen deden zich later voor met de Italiaanse
Amerikanen. In de jaren dertig was de dictator Benito Mussolini
onder hen razend populair, dus toen Amerika met hem in oorlog
raakte, kwamen zij onder de verdenking van disloyaliteit te staan.
Velen werden preventief opgesloten. Pas nadat veel soldaten van
Italiaanse afkomst hun leven voor het nieuwe vaderland hadden
gegeven, werd van overheidswege bekendgemaakt dat dit reden gaf voor
vertrouwen.
Behandeling
Maar ook zonder een oorlog kon de behandeling
van immigranten in Amerika erg onvriendelijk zijn. Het katholicisme
van de Ierse immigranten riep bij veel gevestigde protestanten in
het midden van de 19de eeuw bijvoorbeeld veel weerstand op. In
steden als Boston en Philadelphia zijn bij dagenlange rellen
katholieke kerken en hele Ierse woonblokken in puin gelegd. En de
Chinezen? Die hebben het misschien wel het ergst te verduren gehad.
In Californië werden ze geregeld in elkaar geslagen, de staart
afgeknipt, of gelyncht. Pas na de immigratiestop van 1882 begon de
zaak enigszins te kalmeren.
Nu heeft Amerika in vergelijking met andere samenlevingen op
verschillende momenten wel relatief veel ruimte aan immigranten
gegeven om eigen identiteiten te cultiveren, en de rechtsstaat bood
bescherming. In Brazilië bijvoorbeeld, een land dat ook miljoenen
Europese immigranten opnam, ging de assimilatiedruk nog verder.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd met de Duitse immigranten nog
harder afgerekend. Kantoren, krantenredacties en ook honderden
woningen werden geplunderd en vernield. En in de jaren dertig en
veertig voerde het land de politiek van de Brasilidade: een project
om via de radio, het onderwijs, de kerk en gezamenlijke feestdagen
de hele bevolking van een Braziliaanse identiteit te doordringen.
Media in buitenlandse talen of zelfs in het openbaar een andere taal
spreken, werden verboden. Scholen konden alleen worden geleid door
iemand die in Brazilië geboren was, en het patriottische
onderwijsprogramma werd erop afgestemd kinderen van andere
identiteiten los te weken.
Als Geert Mak gelijk zou hebben, zouden immigranten in Brazilië zich
daardoor heel onzeker zijn gaan voelen, en om die reden juist
sterker aan hun identiteit zijn blijven vasthouden. Het tegendeel is
waar. Identiteiten verdwenen in Brazilië in sterkere mate dan in de
VS. De Amerikaanse antropoloog Paul Kottak beschrijft hoe hij eens
in Braziliaanse steden naar de etnische Italiaanse of Poolse wijken
informeerde. Die kende hij immers uit eigen land. Het riep vooral
vraagtekens op.
Italiaanse immigranten wachten om zich aan te melden Ellis Island,
New York. Beeld
Lewis Hine / Bettman Archive / Getty
Gouden Eeuw
Onze eigen Gouden Eeuw komt ook altijd weer
terug. Vooral de Leidse hoogleraar geschiedenis Leo Lucassen haalt
de periode graag aan. Het was volgens hem een tijd waarin 'de
massa-immigratie Nederland rijk heeft gemaakt'. In tegenstelling tot
nu werd er op een positieve manier over immigratie gedacht. 'Het
interesseerde de stedelijke overheid eigenlijk heel weinig of mensen
zich snel of minder snel aanpasten.' De komst van de immigranten had
voor de gevestigde bevolking weliswaar ook nadelen, zoals
criminaliteit en culturele verschillen, maar dat namen de
17de-eeuwers 'op de koop toe'. Hier en daar zegt Lucassen wel iets
over de discriminatie van Joden of restricties in economisch
slechtere tijden, maar hij heeft het toch vooral over 'het relatieve
gemak waarop integratie na enkele generaties voltooid was'. Volgens
Lucassen kunnen we daarom onze grenzen ook vandaag de dag met een
gerust hart openen. Het verleden leert dat het wel goed komt.
Nu heeft hij beslist gelijk dat de bloei van de Gouden Eeuw zonder
immigranten ondenkbaar was, maar het ontspannen beeld dat hij ons
voorspiegelt is op zijn minst twijfelachtig. Neem bijvoorbeeld de
vele immigranten die in de 17de eeuw uit Duitsland en Scandinavië
naar Nederlandse steden kwamen. Veel Nederlanders van nu zal het
verschil tussen luthers en calvinistisch protestantisme weinig meer
zeggen, maar in die tijd vond men het nogal wat dat de immigranten
doorgaans luthers waren. Dat gaf spanningen met het hier dominante
calvinisme, en de lutheranen werd duidelijk gemaakt dat ze vooral
goed hun plek moesten kennen.
Zo was het ze in Amsterdam weliswaar toegestaan om een eigen kerk te
bouwen op het Spui, maar dan wel eentje die nauwelijks als zodanig
herkenbaar was en waar beslist geen toren op mocht. Verder kregen
lutheranen geen toegang tot bestuurlijke functies en was kritiek op
het calvinisme verboden. Zulke grenzen werden nauwlettend bewaakt.
Toen in Amsterdam een luthers pamflet circuleerde met kritiek op de
calvinistische predestinatieleer, werden verschillende lutheranen
meteen uit de stad verbannen. Dat lutheranen in Leiden boven de
ingang van een huiskerk 'hier is de poort des hemels' hadden
opgeschreven, werd als een onacceptabele provocatie opgevat. Onder
toezicht moesten de woorden weer worden uitgebikt. In Alkmaar waren
de lutheranen begonnen aan de bouw van een kerk, maar gaf het
stadsbestuur de opdracht het gebouw weer af te breken. Misschien
niet gek dat lutheranen vaak op het calvinisme overstapten.
Discriminatieregime
En dan waren de lutheranen nog een groep met
relatief veel vrijheden. Voor joodse immigranten of voor katholieken
gold een strenger discriminatieregime.
Bovendien was men in de Gouden Eeuw zeer bevreesd voor wat men nu
zou kunnen omschrijven als een 'aanzuigende werking'. Om te
voorkomen dat mensen van elders gebruik konden maken van
verzorgingsinstellingen waren er tal van uitsluitende maatregelen.
Voor het beperken van criminaliteit hadden de 17de-eeuwse
Nederlanders hun methodes. Lijfstraffen en de doodstraf
bijvoorbeeld. En de arbeidsmarkt? Daar waren de beste banen
gereserveerd voor de ingeborenen en moesten nieuwkomers het
doorgaans doen met wat er overbleef.
Voor immigranten bestond wel de mogelijkheid burger van de stad te
worden, waarmee rechten werden verkregen. Maar ook daar vallen de
strikte voorwaarden op. Het was in principe exclusief, kostte veel
geld en er moest een burgereed van trouw worden afgelegd. Wie die
verbrak verloor zijn eer, zijn burgerschap en bij ernstige
vergrijpen wachtte de dood. Dat de Gouden Eeuw een reputatie heeft
van tolerantie komt vooral doordat het er naar de standaarden van
die tijd nog alleszins ruimdenkend was.
Oppassen
We moeten oppassen voor een verregaand
gefotoshopt, of zelfs imaginair beeld van het migratieverleden. Dat
wordt vaak opgeroepen om omvangrijke immigratie en een
multicultureel georiënteerde integratiepolitiek te legitimeren. Maar
het klopt niet. Die combinatie is historisch gezien niet
doodnormaal, de geschiedenis toont ons dat we in werkelijkheid bezig
zijn met een nog niet eerder vertoond sociaal experiment.
Dat wil niet zeggen dat het om die reden een slecht idee is. De
parlementaire democratie, het vrouwenkiesrecht en de
verzorgingsstaat waren ooit ook experimenten, en weinig mensen
zullen er nog vanaf willen. En de botte, zo niet brute methodes van
het 17de-eeuwse Nederland en het vroegere Amerika geven ruimschoots
aanleiding om het nu op een andere manier te willen doen.
Maar laten we er dan eerlijk bij zeggen dat het iets nieuws is. Dat
maakt het experiment misschien moeilijker te verkopen aan een
sceptisch publiek, maar het ligt wel dichter bij de waarheid en
verkleint de kans op inschattingsfouten: we krijgen beter zicht op
de mogelijke risico's.
Onderling vertrouwen
In tegenstelling tot nu hielden vroegere
immigratiesamenlevingen meer de regie over wie er binnenkwam. En de
gevestigde identiteiten werden met onvergelijkbaar veel meer
assertiviteit gehandhaafd. De immigrantengroepen van vroeger hebben
zich uiteindelijk op wezenlijke punten aangepast en zijn zo in hun
nieuwe samenleving opgegaan. Dat ging niet alleen vanzelf, het werd
ook afgedwongen. Veel westerse landen, ook Nederland, kiezen nu veel
minder voor dergelijke vormen van dwang. Dat hoeft niet per se tot
heel andere uitkomsten te leiden, maar het zou wel degelijk kunnen.
Bijvoorbeeld als het gaat om culturele aanpassing en de loyaliteit
van immigranten aan het land waar ze wonen. Voor een goed
functionerende samenleving lijkt een zekere basis van onderling
vertrouwen nodig. Als grote groepen van de bevolking hun culturele
en politieke loyaliteit elders hebben liggen, kan dat lastig worden.
We zien vanuit immigrantengroepen eveneens tendensen om de
religieuze en politieke censuur uit de landen van herkomst ook hier
aan de rest van de bevolking op te leggen. We weten niet of dit
vanzelf weer over gaat, noch dat het hierbij zal blijven, want in
het verleden lieten immigratiesamenlevingen het zo ver niet komen.
Het is twijfelachtig of dit alles het recept vormt voor een stabiel
samenlevingstype.
Geen reden tot geruststelling
In de hedendaagse aanpak wordt ook veel minder
dan vroeger rekening gehouden met de belangen en identiteiten van de
gevestigde bevolking. Het is dus ook niet zo vreemd dat delen
protesteren. Niet alleen in Nederland valt op dat dit protest steeds
omvangrijker en vooral ook steeds grimmiger en onredelijker wordt.
De migratiegeschiedenis geeft ons in dat opzicht geen reden tot
geruststelling. Er zijn juist genoeg redenen om ongerust te zijn. De
geschiedenis kan ons in huidige dilemma's geen eenduidige noch
dwingende instructies bieden. Maar als we willen leren van het
verleden, laten we dat dan doen op basis van correcte historische
informatie. En inzien dat die ook reden kan zijn om ons experiment
minder riskant te maken. Dat het misschien juist op grond van de
geschiedenis verstandig is de regie over de toestroom beter in
handen te krijgen en met meer assertiviteit de gevestigde
identiteiten te handhaven.
Steije Hofhuis,
cultuurhistoricus aan de Universiteit Utrecht