Staatshervorming:
vragen van een ondeskundige bij een scheiding van tafel en bed.
Het ziet er naar uit dat de, in de jaren zeventig
van de vorige eeuw begonnen staatshervorming, op termijn zal uitmonden in een
soort confederale staatsstructuur. In functie
van relatienormen omschreven komt dit neer op een feitelijke “scheiding van
tafel en bed”. Voor de buitenwereld principieel nog samen, maar als het op geld,
werk en persoonlijke relaties aankomt, gaat ieder zijn eigen weg.
Het gros van de Vlaamse politici doen hun best om met
twee fundamentele argumenten de noodzaak van een dergelijke ‘scheiding’ aan te
tonen. Vooreerst zou onze luie partner (Wallonië) profiteren van ons (Vlaanderen)
door hard werken, verdiende inkomen. En tweedes zouden wij, Vlamingen, als wij
het op vrijwel alle vlakken ‘alleen’ voor het zeggen hebben, het er nog beter,
lees ‘rijker’ van af brengen.
Alhoewel ik
als ‘man in de straat’ zowel politiek, economisch als sociaal, niet tot
de zogenaamde ‘deskundigen’ kan worden
gerekend, stel ik mij daar toch de een aantal vragen bij:
Kunnen kleine, wereldwijd vrijwel onbekende regio’s
zoals Vlaanderen en Wallonië, zelfs met het investeren van belastingsgelden in
dure imagebuildingcampagnes, ooit het huidige economische imago van België met
zijn hoofdstad Brussel, tevens de Europese hoofdstad evenaren, laat staan overschrijden?
Zal in de Europese Unie het belang van
de som van drie afzonderlijk optredende regio’s (of vier, want men vergeet
constant de Duitstalige) gelijkwaardig of groter zijn dan deze die het huidige
België heeft? Kan men ontkennen dat België als één van de stichtende leden van
de Europese Unie meer kan wegen in het Europese proces dan Vlaanderen of
Wallonië dat zouden kunnen als een van de bijna driehonderd regio's die de Unie
telt, zelfs als het een onafhankelijk land zou worden?
Is het niet zo dat bvb heel wat verschillen
inzake het gebruik van de sociale zekerheid, groter is tussen Oostende en
Antwerpen dan tussen Vlaanderen en Wallonië? En wat gezegd over de financiële
transfers die van de provincie Waals-Brabant (de rijkste provincie) naar zes van de acht West-Vlaamse arrondissementen
vloeien? Leveren de interregionale verschillen, die er uiteraard zijn, dan wel
een voldoende argumentatie tot een verdere regionalisering van de bevoegdheden?
Zou men, gebruik makend van dezelfde
transfermaatstaven, de verschillen tussen de arrondissementen, ja zelfs tussen
de gemeenten, niet dezelfde motivering kunnen hanteren om bevoegdheden van
zowel de federale staat, gewesten als provincies naar de arrondissementen en
gemeenten over te dragen? Zouden wij dan volgens diezelfde denkpistes er beter aan toe zijn indien wij
dit land opdelen in een honderdtal economische en sociale ministaatjes zoals
Monaco en Andorra? (de rijkelui, Tom Bonnes en Justines Henins zouden er dan
alvast niet moeten voor verkassen)
Is het gebruiken van de taal als één van
de scheidingscriteriums niet een archaïsche maatschappijopvatting die uitgaat
van de gedachte één volk, één natie, één taal? En
hebben wij in het verleden; ja zelfs in de recente geschiedenis niet meegemaakt
tot welke onmenselijke toestanden dat kan leiden?
Zou het niet kunnen zijn dat alle regio's, zowel Wallonië, Brussel en
Vlaanderen, verarmd uit een verder doorgevoerde regionalisering komen? Zou, bij
een regionalisering van bvb de personenbelasting de zogenaamde "winst uit
transfers" niet geneutraliseerd worden door de 250.000 Vlamingen die in
Brussel werken en als gevolg daarvan daar hun belastingen op hun looninkomen
dienen te betalen?
Moeten wij in deze geglobaliseerde wereld het verschil in taal, zoals het
verschil in culturen niet eerder als een verrijking zien, in plaats van de
meertaligheid in ons land, als een
overbodige luxe te bezien? En is de drang naar een verdere ‘verzelfstandiging’
van zowel het culturele als sociale leven niet eerder gebaseerd op een
gettobenadering?
Is het organiseren van een intense
samenwerking tussen de regio’s niet veel gemakkelijker binnen centrale
bevoegdheden dan tussen zelfstandige regio’s? Hoe denken wij het probleem Brussel
of de verdeling van onze overheidsschuld aan te pakken bij het opsplitsen van
de fiscaliteit?
Na zeven jaar Lambermontakkoorden zijn
we er nog steeds niet in geslaagd de splitsing van de plantentuin van Meise uit
te voeren. Als een akkoord over de splitsing van een plantentuin nog niet
kunnen uitvoeren, hoe kan men dan stellen dat het regionaliseren van de
fundamentele basisbevoegdheden van een staat, zoals justitie, arbeidsbeleid,
laat staan sociale zekerheid, probleemloos zou kunnen worden uitgevoerd?
Zou het niet beter zijn dat de regio’s hun complementariteit meer gebruiken? Is
een regeling, waardoor de werkloosheid in Brussel en in gedeelten van Wallonië de
naar schatting 150.000 vacante betrekkingen in Vlaanderen opvullen echt zo
moeilijk? Zouden daardoor niet heel wat van de transfers ongedaan worden
gemaakt? Misschien zou men (eindelijk) eens de arbeidsreglementering (vooral
onderdeel minimumlonen) kunnen aanpassen in de zin dat werken meer loont dan
niet werken?
Is een voldoende draagvlak niet de basis voor het institutionaliseren van solidariteit binnen de sociale zekerheid? Dat
solidariteit moet gekoppeld worden aan verantwoordelijkheid zal niemand
ontkennen, maar is dat zo’n probleem om dat vanuit een centraal bestuur op te
leggen aan de regio’s? Waar haalt men het om enerzijds in een klein land als
België bestuursdaden te regionaliseren, terwijl men anderzijds ze op Europees
vlak, omwille van de efficiëntie steeds meer wil centraliseren?
Op dit ogenblik vertegenwoordigt België ongeveer twee procent van het bruto
binnenlands product van de Europese Unie. Bij een vrijwel volledige economische
regionalisering zal het in drie delen hakken van die twee procent (1,1 voor
Vlaanderen; 0,4 voor Brussel en 0,5 voor Wallonië) op europees vlak leiden tot
economische versnippering. Wie durft te beweren dat dit bevorderlijk zal zijn
voor onze welvaart?
Heeft de prakrijk niet bewezen dat bepaalde beleidsdomeinen efficiënter kunnen worden
uitgevoerd op federaal niveau dan op regionaal niveau? Denken we maar aan de
geluidsnormen van vliegtuigen, het openbaar vervoer (De Lijn, TEC, MNVB), en
verkeer.
Gaat onze ziekelijke drang om vrijwel alles op economisch en sociaal vlak te
regionaliseren niet in tegen de algemene tendens naar verdere europeanisering van
de nationale van bevoegdheden? Zal
achteraf niet blijken dat wij na nutteloos onze reglementeringen te hebben geregionaliseerd ze
alsnog moeten harmoniseren op Europees niveau?
Door al deze vragen, opgeroepen bij een ‘scheiding van tafel en bed’, zoals ik
de door rechts-Vlaanderen gewenste staatshervorming noem, is het voor een
kritisch mens twijfelachtig of daardoor de Vlamingen, Brusselaars, laat staan de
Walen, hun levenskwaliteit zouden zien stijgen.
Maar, zoals ik hier eerder stelde, zowel
qua opleiding als sociale status kan ik niet tot de ‘deskundigen’ worden
gerekend. En misschien zijn mijn vraagstellingen en bedenkingen daar een
weerspiegeling van.
Daarom dat een antwoord daarop van ‘deskundigen’ waarschijnlijk niet te verwachten is…
Renaat Van Poelvoorde