Staking in het onderwijs
De voormalige Minister van Onderwijs (Van Den Bossche) is tijdens zijn ambtsperiode in sneltreinvaart, als een olifant in een porseleinenwinkel, door het onderwijsgebeuren geraasd.
Zijn opvolgster Minister Van Der Poorten slaagde er in om, met een paar minder geslaagde uitspraken en omzendbrieven de spreekwoordelijke druppels aan de reeds overvolle emmer toe te voegen.
Het is niet direct aan schooldirecties gegeven om in staking te gaan. Dit gebeurt natuurlijk beter op een lager echelon. Dus lag het voor de hand dat de onderwijsvakbond zijn geschut diende boven te halen. Maar een onderwijsvakbond is er in de eerste plaats op te komen voor de lonen en de werkomstandigheden van zijn leden.
Het kwam er dus op aan om eisen te stellen waar zoveel mogelijk leden, hun gerechtvaardigd eigenbelang indachtig, zich konden achter stellen: Loonsverhoging van 3% voor iedereen, en een vermindering van de werkdruk. Dat zijn de twee belangrijkste eisen. Voor dat eerste is er geen geld zegt de minister, en over het tweede kan er gepraat worden ( al verschilt men in onderwijskringen wel eens over wat men met dit laatste bedoelt). Maar globaal zijn de argumenten, duidelijk, begrijpbaar, en naargelang van wie ze naar voor brengt, min of meer terecht.
Iedereen die de zaken van nabij volgt en zich min of meer inlicht over het intern schoolgebeuren, zal beamen dat men van overheidswege de laatste jaren het onderwijs niet bepaald in de watten heeft gelegd. De werkdruk is inderdaad aanzienlijk verhoogd, (maar in welke sector is dat niet het geval geweest?) Men verwachtte van directies en onderwijzend personeel steeds meer voor het zelfde loon ( wat in de privé-sector, waar men zich zo graag met vergelijkt, een reeds lang ingeburgerde mentaliteit is ) en men heeft door de aanhoudende besparingen er voor gezorgd dat de middelen om het opgedragen kwaliteitsonderwijs te leveren niet meer toereikend zijn.
Dat een loopbaan als leerkracht niet aantrekkelijk zou zijn wegens de onredelijke verloning, het gebrek aan promotiemogelijkheden, extra legale voordelen enz. moet toch nog maar blijken. Vrijwel in de alle privé-sectoren klaagt men been en steen omdat men de openstaande vacatures niet kan invullen. De kans dat de oorzaak in het onderwijs de zelfde is als bij de andere sectoren(krappe algemene arbeidsmarkt) is vrij groot. Bovendien zie ik niet in wat een loonsverhoging van 1000 tot 2000 Fr netto per maand, daaraan zou veranderen.
Dat de verloning van het onderwijzend personeel niet navenant de hogere opleiding zou zijn is ook zo iets waar men toch enige nuances moet in leggen. Men haalt zo graag het voorbeeld van een leerkracht Informatica en in de privé tewerkgestelde informatica aan. Als men de werkuren, werkdruk en stress + het verschil in kennis en capaciteiten even onder de loep neemt , wordt het al vlug duidelijk dat dergelijk argument eerder tegen dan voor pleit.
Een loon wordt niet enkel bepaald volgens de gedane studies maar tevens volgens de daadwerkelijk te presteren uren en de beschikbaarheid buiten die uren. Als men zijn loon vergelijkt met een gelijkaardig niveau in de privé-sector, gekoppeld aan de daadwerkelijke gepresteerde uren op jaarbasis, en daarenboven rekening houdt met het zogenaamde “uitgesteld loon” van de hogere ambtenarenpensioenen, dan zou de vergelijking in vele gevallen wel eens zuur kunnen opbreken.
Toegegeven, de carrièremogelijkheden in het onderwijs zijn vrijwel onbestaande, maar hoeveel % van de in de privé tewerkgestelden, schoppen het tot bureelhoofd, dienstchef of directeur? Naar mijn weten moet de overgrote meerderheid hun loopbaan beëindigen op een niet veel hoger niveau dan waarop ze begonnen zijn. Dus ook hier geeft de vergelijking geen ondersteuning als argument.
Er zitten natuurlijk heel wat gerechtvaardigde eisen in het pakket. (al komen die van vakbondswege maar matig tot uiting) Het is een ontegensprekelijk feit dat de werkingsmiddelen voor de scholen, via reorganisaties, hervormingen allerlei, en de zo geroemde ‘responsabilisering van de scholen’ in een niet te versmaden mate teruggeschroefd zijn, en heeft men gaandeweg aan het onderwijs steeds meer en meer maatschappelijke taken toebedeeld, zonder daar de nodige middelen voor te verstrekken.
Als ouder voel ik dit sinds jaren steeds meer en meer, gezien de meeste scholen voor de bijkomende financiering steeds meer en meer bij de ouders komen aankloppen.
Ook het onverantwoorde hoog aantal leerlingen in een klas, alvorens men kan overgaan tot splitsing, is niet enkel een doorn in het oog van de onderwijzers , maar eerder een balk bij de ouders.
Ik weet dat ik met een aantal van mijn opmerkingen tegen het zere been van sommige leerkrachten stamp, maar troost mij dat ik her en der, in de niet-sensationele pers toch aardig wat brieven van onderwijzend personeel heb gelezen die een loonsverhoging weliswaar niet afwijzen maar deze toch maar als bijkomend beschouwen, ja deze zelfs afwijzen indien (zoals de vakbonden willen) deze lineair zou zijn en geen rekening zou houden met het verschil in werkdruk voor lesgevers in het gewone, technische of beroepsonderwijs.
Er moet inderdaad meer geld op tafel komen voor het onderwijs. Klassen zouden nooit meer dan 25 leerlingen mogen tellen (en in sommige categorieën zelfs niet meer dan 20)
Er moeten inderdaad uren vrijgemaakt worden voor de administratieve rompslomp waar het onderwijzend personeel zich nu moet doorworstelen. Bijkomende vergoedingen voor onderwijzend personeel die zich van Ot naar Sien moet verplaatsen om aan een volledige opdracht te komen, is meer dan billijk te noemen. Als men (zoals het hoort) de wettelijke bepaling, dat “al wat tot het verplicht lessenpakket behoort” kosteloos voor de ouders wil doen, dan is het maar normaal dat de gemeenschap daar de nodige middelen voor ter beschikking stelt.
Als uit een eerlijk onderzoek, rekeninghoudend met alle elementen, blijkt dat bepaalde categorieën van leerkrachten minder verdienen dan gelijkwaardige privé-werknemers voor gelijkwaardig werk, dan moeten die lonen aangepast worden. Tot zover steun ik de argumentatie van het onderwijzend personeel. Met een lineaire loonsverhoging van 3% maakt men de toch al niet te verwaarlozen hoge beginwedde onnodig hoger, en strooit men de ‘stormfuseliers’ in het beroepsonderwijs enkel een paar korrels zout minder in de etterende wonde.
Als ouder hoop ik dat diegenen die recht van klagen hebben, luider klagen en diegenen die geen recht hebben tot klagen er het zwijgen toe doen. Tevens zouden de vakbonden de belachelijke en onrechtvaardige lineaire loonsverhoging van 3% beter naar de achtergrond verwijzen en zich volledig focussen op de verbetering van de ‘werkomstandigheden’ en verhoging van de werkingsmiddelen. Ze zouden bij de publieke opinie heel wat meer bijval krijgen en Mevrouw de Minister er toe aanzetten om nog meer dan nu het geval is , de nodige bereidwilligheid tot praten te tonen.
Renaat Van Poelvoorde