Vragen over volks- en taalidentiteit.                         September 2010

In de politieke communautaire discussies heeft men het steeds over Vlamingen en Franstaligen. (en af en toe ook eens over Duitstaligen). Let op het verschil: Nederlandstalige inwoners, heet men niet: Nederlandstaligen, maar ‘Vlamingen’; Franstalige inwoners, heet men ‘Franstaligen’ i.p.v. Walen, en Duitstalige Belgen: Duitstaligen.

Ook de Grondwet  heeft het over een Vlaamse, een Franstalige, en over een Duitstalige gemeenschap. Men kan zich vragen stellen over de toch wel verschillende identificatiebegrippen die men hier hanteert.  Bedoeld men bij “Vlaamse” de in ‘Vlaanderen wonende Belgen?  Heeft men het bij “Franse” enkel over de Franssprekenden? En men spreekt er niet over de “Duitse”- , maar wel over de “Duitstalige” gemeenschap?

Zou het kunnen dat men het Vlaming-zijn als een Volkgebonden identiteit, en de ‘anderen’ als  taalgebonden identiteiten beschouwt, zonder een volwaardige ‘volksidentiteit? Met andere woorden: Waarom heeft men het niet over een ‘Nederlandstalige-, Franstalige-, en Duitstalige gemeenschap?

Waarom zijn de Nederlandssprekende Belgen in Brussel ‘Vlamingen’ en geen ‘Nederlandstalige Brusselaars’, terwijl Fransprekende ingezetenen niet als ‘Walen’ maar als ‘Franstalige Brusselaars worden omschreven?

Waarom hebben maar twee van de drie gemeenschappen een eigen gewest, (er bestaat geen Duitstalig gewest) en is er zelfs een gewest (Brussel) dat geen eigen gemeenschap heeft, maar bestaat uit twee van de drie gemeenschappen, die op de koop toe, voor de persoonsgebonden materies niet onder de bevoegdheid van dat Brussels gewest vallen?

Is men Vlaming omdat men in Vlaanderen woont, of  Waal omdat men in Wallonië woont; of is de streektaal als voertaal hebben, daar eveneens een vereiste voor? Zo ja, waarom blijft een Nederlandstalige Belg in Brussel toch een Vlaming en is een Franstalige Brusselaar toch geen Waal?

Hoe is het uit te leggen dat de hoofdstad van het Vlaamse gewest, buiten het grondgebied van dat gewest ligt, binnen een ander gewest,het tweetalige hoofdstedelijk gewest Brussel?

Hoe is het grondwettelijk artikel uit te leggen dat bepaald : << Het gebruik van de in België gesproken talen is vrij; het kan niet worden geregeld dan door de wet en alleen voor handelingen van het openbaar gezag en voor gerechtszaken.>> , Enerzijds stelt men dat elke burger vrij is om (over het ganse grondgebied) één van de drie in België als officiële erkende talen te gebruiken, terwijl men dat anderzijds v.w.b. gezags- en gerechtszaken dat via wetten anders kan ‘regelen’.

In het verleden hadden de communautaire problemen hoofdzakelijk  met taalgebruik te maken. Daaruit zijn de achtereenvolgende staatshervormingen uit voortgevloeid, met akkoorden die alleen door halfslachtige compromissen bereikbaar waren, en die er hebben voor gezorgd dat ondoorzichtige, dubbelzinnige en interpreteerbare begrippen, halfslachtige splitsingen, elkaar overlappende en tegenstrijdige bevoegdheden dit land steeds moeilijker bestuurbaar maakten.

Vandaag heeft men het zover gebracht dat de gemeenschapsgeschillen, behalve in de Brusselse Rand, grotendeels geëvolueerd zijn tot een sociaaleconomisch  links-rechtsvers  chil. Een Vlaamse bevolking die zich blindelings heeft laten verleiden om rechtse partijen een meerderheid te geven, terwijl hun Waalse landgenoten uit eigenbehoud noodgedwongen in meerderheid links kiezen.   

Het ziet er naar uit dat men de laatste bastions van eenvormigheid en duidelijkheid: de arbeidswetgeving, ziekteverzekering en sociale zekerheid, Verkeerswetgeving e.d., waar juist wegens de links-rechts tegenstelling tussen ‘noord’ en ‘zuid’, het onmogelijk is om tot een  akkoord te komen om ze volledig en ondeelbaar naar de gewesten over te hevelen, deze eveneens ten prooi worden gegooid aan de compromisoplossing van de deelsplitsingen.

Daarmee kunnen wij dan een kleine tien jaar verder aanrommelen om tegen 2020 nogmaals tot het besluit te komen dat het zo niet verder kan.

Renaat Van Poelvoorde.    

<\html>